vrijdag 30 december 2016
zaterdag 17 december 2016
STUDIEREIS ZATERDAG 21 JANUARI 2017: DEN HAAG GEMEENTEMUSEUM & HILVERSUM: W.M.DUDOK
STUDIEREIS ZATERDAG 21 JANUARI 2017:
DEN HAAG GEMEENTEMUSEUM: Van Rodin tot Bourgeois: Sculptuur in de 20ste eeuw
HILVERSUM: W.M.Dudok: het Raadhuis (1931)
DEN HAAG GEMEENTEMUSEUM:
Van Rodin tot Bourgeois: Sculptuur in de 20ste eeuw
![]() |
Rodin, la Defence |
Halverwege de negentiende eeuw lag de beeldhouwkunst op haar gat. Terwijl de schilderkunst volop in ontwikkeling was door experimenten met kleur en losse toets, leken de mogelijkheden voor vernieuwing in de beeldhouwkunst beperkt. In de salons speelden de nog brave academische sculpturen een bijrol. De beroemde kunstcriticus Charles Baudelaire benoemde zelfs de meest kenmerkende eigenschap van de beeldhouwkunst – haar ruimtelijkheid – als haar grote zwakte. Rodin was de eerste kunstenaar die juist die ruimtelijkheid van sculptuur niet zag als een zwakte, maar als haar kracht. Hij richtte zich niet puur op de voorzijde van zijn sculpturen, maar werkte rondom. Geïnspireerd door de vluchtige toets van impressionistische schilders liet hij zijn duimafdrukken staan en toonde hij onafgewerkte onderdelen en fragmenten van een lichaam in plaats van een volledig uitgewerkt figuur. Rodin had de beeldhouwkunst voorgoed veranderd.
![]() |
David Smith, Untitled |
Het Gemeentemuseum toont deze belangrijke ontwikkelingen in de moderne sculptuur aan de hand van internationale topstukken uit de kunstgeschiedenis. Veel werken zijn nooit eerder in Nederland te zien geweest.
Carl Andre, Jean Arp, Vladimir Baranov‐Rossiné, Ernst Barlach, Renato Guiseppe Bertelli, Umberto Boccioni, Emile‐Antoine Bourdelle, David Smith, Louise Bourgeois, Constantin Brancusi, Alexander Calder, Henk Chabot, Honoré Daumier, Edgar Degas, André Derain, Marcel Duchamp, Raymond Duchamp‐Villon, Emil Filla, Dan Flavin, Naum Gabo, Henri Gaudier‐Brzeska, Alberto Giacometti, Eric Gill, Julio González, Otto Gutfreund, Barbara Hepworth, Donald Judd, Ernst Ludwig Kirchner, Käthe Kollwitz, Henri Laurens, Wilhelm Lehmbruck, Jacques Lipchitz, Aristide Maillol, Marino Marini, Henri Matisse, Joseph Mendes da Costa, Joan Miró, Henry Moore, Pablo Picasso, John Rädecker, Germaine Richier, Auguste Rodin, Medardo Rosso, Niki de Saint-Phalle, Fred Sandback, Kurt Schwitters, Tony Smith, Paul Thek, Jean Tinguely, William Turnbull, Carel Visser, Tjipke Visser, Ossip Zadkine.
HILVERSUM
W.M.Dudok: het Raadhuis (1931)
![]() |
Raadhuis Hilversum, Raadszaal |
We krijgen een rondleiding in het Raadhuis, en we bezoeken enkele andere gebouwen van Dudok, zoals de Noorderbegraafplaats, het Pompgemaal en andere
Inschrijven: van 20 december 2016 tot 08 januari 2017 via de Konsepttelefoon:
maandag 12 december 2016
maandag 28 november 2016
donderdag 10 november 2016
STUDIEREIS ZONDAG 11 DECEMBER 2016 - LANGEN FOUNDATION, SKULPTURENHALLE SCHÜTTE & DÜSSELDORF KUNSTPALAST
STUDIEREIS ZONDAG 11 DECEMBER 2016
LANGEN FOUNDATION, SKULPTURENHALLE SCHÜTTE:
DEACON “On the other side” en “Under the weather” Sculpturen
DÜSSELDORF KUNSTPALAST:
HINTER DEM VORHANG : verbergen en openbaren in de kunst
FEININGER : tekeningen en werken op papier
RICHARD DEACON: SKULPTUREN LANGEN FOUNDATION EN SKULPTURENHALLE SCHÜTTE
![]() |
Deacon, Border 2014 |
![]() |
Deacon in de Skulpturenhalle |
![]() |
Skulpturenhalle Schütte |
DÜSSELDORF KUNSTPALAST
HINTER DEM VORHANG: Verhüllung und Enthüllung. Verbergen en openbaren vanaf de Renaissance tot op heden. Van Titiaan tot Christo.
![]() |
Titiaan, Portret van Kaderinaal Filippo Archinto |
![]() |
Vuillard, Le rideau Jaune |
![]() |
Christo, Wrapped Car |
DÜSSELDORF KUNSTPALAST: LYONEL FEININGER - ZWISCHEN DEN WELTEN
DÜSSELDORF KUNSTPALASTDE VASTE COLLECTIE
TIP VOOR WIE GEÏNTERESSEERD IS: K20 vrij te bezoeken buiten programma
PRAKTISCH
Leden Konsept: 38 €; niet-leden: 48 €
woensdag 2 november 2016
VERSLAG STUDIEREIS KONSEPT PARIJS & ÎLE DE FRANCE 6-9 OKTOBER 2016 (DIRK VERHAEGEN)
KONSEPTREIS OKTOBER 2016: ISLE DE FRANCE, GOUDEN POORTEN
DAG 1
Toen ik een jaar of tien was wou ik alpinist worden. Ik had een film gezien: Les étoiles de midi. Dus droeg ik een knalrode trui, rolde mijn kousen over mijn bottines en klom bij gebrek aan plaatselijke Alpen op de rotsachtige stenen van onze parochiekerk. Dat was de Sint-Suzannakerk te Schaarbeek. Hoger dan drie meter zal ik wel niet geraakt zijn op die religieuze klimwand, terwijl de toren toch een kleine vijftig meter haalt. De Sint-Suzannakerk (1925-28) is een kerk in art-decostijl. Gewapend beton, modulaire sierroosters en een gotische oprisping. Je kan het overal lezen: architect Jean Combaz had zich duidelijk geïnspireerd op de Notre-Dame de Raincy van Auguste Perret. Voilà le rapport avec notre beau voyage culturel.
We bezoeken de vroeg gotische kathedraal met het indrukwekkende 12e eeuwse westportaal. De heilige maagd wordt er tot koningin gekroond. Eeuwen bouwen en herbouwen, door een resem stijlveranderingen heen, en het grondplan gekneld door een oude Gallo-Romeinse muur: zij kunnen niet beletten dat het geheel toch harmonisch blijft. Ik kom hier graag.

Zijn fantastische Femme-cuillère (1927) heeft de witte, mathematische schoonheid van een Cycladenbeeld. De lepel wordt een vruchtbare buik, het ovale wordt ovulatie. In het kubische hoofdje staat als een hiëroglief een cyclopisch oog. Zijn Femme égorgée lijkt dan weer meer op een agressieve schorpioen dan op een slachtoffer. Het zit in de regionen van Picasso's seksuele kwellingen. In het schilderij Femme lançant une pierre (1931) jongleert Picasso met knoken en keien. Surrealisme in sjamanenland. In het portret van Dora Maar hanteert Picasso alweer de kubistische vormentaal. Een kleurrijke poëtische tuil met tegelijk het nodige venijn in de klauwen. Analyse, abstractie, ontwrichting, verhaspeling, karikaturale gruwel en wreedheid; we kunnen het moeilijk los zien van de persoon, het worstelende ego. De dood, de tegenhanger. Van Giacometti een nagenoeg abstracte Tête/Crane (1934). Heel anders is dat vroege schilderijtje van Picasso met erop afgebeeld de dode vriend Carlos Casagemas. De slaap met duidelijk de schotwond. De kaars een fallus, de vlam een vulva. De ruwe verfstippen kunnen haast niet anders dan herinneren aan die andere artistieke, liefdeszieke zelfmoordenaar: Vincent Van Gogh.
DAG 2
In de voormiddag brengt de autobus ons in de nabijheid van de Fondation Jean Dubuffet in Périgny-sur-Yerres. De rest wordt een stukje wandelen. Voorlopig bergaf. De gemeente telt geen 2500 inwoners. Het feit dat Dubuffet zich hier in de jaren '70 vestigde had te maken met de nabijheid van Robert Halgon, een pionier in het werken met polyester. Het alles dominerende kunstwerk in de Fondation is de Closerie Falbala, een groot, puzzelachtig landschap met toegang tot grotachtige ingewanden. Buiten is alles krachtig zwart-wit, binnen roept het blauw-wit-rood de Franse driekleur op. Dat laatste wil onze gids niet weten: het zijn gewoon de kleuren van de kogelpennen waarmee Dubuffet in de geest van de surrealistische écriture automatique, zogezegd met het verstand op nul, kribbelde. De seismograaf van het onbewuste. Die grillige schrifturen gaf hij de naam l'Hourloupe. In het Frans kan je hierin huilende wolven, kronkels en waanzin horen. Er is geen bewuste figuratie in deze puzzelachtige all-overs, wel heeft onze waarneming de neiging om de onverschilligheid op te heffen en figuratie toe te kennen. Dubuffet bevraagt de relatie tussen waarneming en realiteit. Het onderscheid tussen wat wij voor realiteit houden en voor verbeelding is volgens Dubuffet slecht gefundeerd. De interpretatie van wat ons geldig lijkt is slechts een uitvinding van de geest. Dit kan vreemd lijken maar het zit in de buurt van ecologische perceptietheorieën. Onze gids verwittigt verder: Dubuffet is géén Art Brut, ook al is de term door hem bedacht. Hij was een ontwikkeld man. Wel was hij de pleitbezorger en verzamelaar van deze 'andere', anti-academische kunst. We vervolgen ons bezoek. In een eerste zaal zien we werken die aan de 'Hourloupeaanse' wereld vooraf gaan: de feestelijke huldes aan de materie en aan de innerlijkheid zonder horizon. In een volgende zaal geeft een passerelle ons zicht op het indrukwekkende schouwspel Coucou Bazar, door Dubuffet zelf omschreven als een mengvorm van theater en schilderkunst. Het is een 'Hourloupeaans' decor dat tot leven komt, de levenloze figuren maken zich los van de grillige patronen en bewegen door elkaar in feestelijke, komische, burleske chaos. De muziek is vreemd lawaai, intrigerend, verontrustend, ludieke barbarij. Volgt een zeer kleurrijke zaal met Cobra-achtige werken. We verpozen op 'Hourloupeaanse' zwart-witte banken, terwijl Alechinsky en Lucebert ter vergelijking in onze gedachten komen. Dubuffet was ook goed bevriend met Asger Jorn, met wie hij muzikale improvisaties maakte. In het gigantische atelier zien we tot slot grote maquettes voor al dan niet uitgevoerde environments. We wandelen bergop terug naar de bus, enigszins 'Hourloupeaans' gedesoriënteerd en groeten over de haag van de polyesterbuurman een kleurrijke Niki de Saint Phalle.
De autobus brengt ons tegen de middag naar de omgeving van de Porte Dorée. Het vergulde brons van godin Athena glimt in de oktoberzon. Frankrijk brengt welvaart en vrede in de koloniën, dat was de boodschap. Waterbassins met watervallen. Palmbomen op rij aan beide kanten. Langs de boulevards degelijke appartementsgebouwen. We lunchen op een terrasje in het zonnetje. In de namiddag krijgen we een geleid bezoek in het Palais de la Porte Dorée, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de internationale tentoonstelling van 1931. Het paleis werd achtereenvolgens Musée des colonies, dan Musée de la France d'outre-mer en verder Musée des Arts africains et océaniens. Sedert 2007 is het Musée de l’histoire de l’immigration er ondergebracht. De unieke verzameling etnische kunst die er eerder huisde werd in 2003 toegevoegd aan deze van het Musée du Quai Branly. Het paleis zelf wordt als een meesterwerk van de art-decostijl beschouwd. Architect is Albert Laprade, die met zijn gebouw de sfeer van verre oorden in harmonie met het Parijse stadsbeeld wou brengen. De soliede basreliëfs die de buitenkant sieren, zijn van Alfred Auguste Janniot. De fresco's in het hart van het gebouw zijn van Pierre Ducos de la Haille. Het past allemaal in het 'retour à l'ordre' van het interbellum. Onze gids is voldoende lucide om ons doorheen de ideologisch vertekende realiteit een boeiend en verhelderend parcours te presenteren. Zij verbloemt het koloniale verleden niet, opent de gouden poorten van de kritische reflectie en verraadt tussen de plooien door haar ware passie: de Italiaanse schilderkunst. In het forum bekijken we de maquette van de internationale koloniale tentoonstelling van 1931. Acht miljoen enthousiaste bezoekers. Slechts de communisten en de surrealisten hadden fundamentele kritiek. Ik verlaat met mijn verslag de rondleiding en vertel hier graag dat de surrealisten in 1929 een alternatieve wereldkaart publiceerden. De arctische gebieden waren er naar verhouding veel groter dan de rest. André Breton, Paul Eluard en Max Ernst verzamelden intensief maskers van Indianen uit Brits Colombia en van 'Eskimo's', niet uitsluitend als siervoorwerpen maar werkelijk als magische objecten. In die culturen zagen zij een alternatief voor een ontspoorde westerse samenleving. Eerder waren Picasso, Derain en de kunstenaars van die Brücke in de ban van primitieve kunstvormen. Als we terugdenken aan de expo Picasso/Giacometti, aan de daar tentoongestelde 'idolen', en verder aan de vele primitivismen die alom aanwezig zijn in het modernisme, aan de algehele migratie van de geesten, dan zouden we dat misschien als een artistieke, koloniale, en wellicht ook meer respectvolle plundering van een niet-Europese wereld kunnen zien. De verzamelingen kwamen er trouwens niet zonder handel en contextverlies. En wie verovert wie?
In de late namiddag bezoeken we de Notre-Dame de Raincy, het meesterwerk van Auguste Perret. De bijnaam 'La Sainte-Chapelle du béton armé' is een meer dan terechte typering. Het modulaire spel van sierroosters en gewelven is vernuftig, economisch en helder. Binnen lijkt het wel een serre. De zuilen zijn gewaagd elegant. Naar het schijnt waren de gelovigen bang de hemel op hun kop te krijgen. Le Corbusier -een chicaneur als het over de concurrentie ging- vond de voorgevel en de toren te decoratief. Maar die telescopische toren is even vernuftig als origineel. Zoals de kathedraal van Senlis gewrongen zat met het grondplan, zo zat Perret opgezadeld met een hellend terrein. De erg knappe abstracte glasramen van Marguerite Huré roepen hier en daar de blauwe diepzinnigheid van Chartres op. De figuratieve glasramen naar kartons van Maurice Denis kan ik persoonlijk minder waarderen. Notre-Dame de Raincy, voltooid in 1923, was de eerste kerk in gewapend beton. Historische creativiteit. Eerder had Perret industriële betonnen gebouwen gerealiseerd: dokken, garages… Een vroeger appartementsgebouw hield het beton, naar de smaak van het moment, nog zedig verborgen achter glazuurtegels.
DAG 3
Les étoiles de Midi begon erg spannend. Je zag een klimmer, zonder piketten en zonder touw, die uiteindelijk zijn greep verloor en neerstortte. Het leek fataal. Dan zag je de cameraploeg met de alpinist, gezond en wel, en met de pop die hem voor de show had moeten vervangen: de schijnvertoning werd dus onthuld in de film zelf. Dat was nieuw, reeds een beetje nouvelle vague. Het was nochtans een film met echte situaties en echte alpinisten; zo ook de klimmende filmploeg en haar halsbrekerij. Een spel van realiteit en fictie. Met passages ook waar de realiteit de fictie overtreft. We houden die film in gedachten en we zoeken met trein en metro-overstapjes de rue Mallet Stevens. Alhoewel er in de onmiddellijke buurt wel meerdere merkwaardige modernistische gebouwen te zien zijn, is de kennismaking met die ene straat een openbaring. Het is de eenheid die overtuigt, de intimiteit ook van die straat die al bij al een doodlopende steeg is, en het is een vriendelijke vegetatie die charmerend het modernistische en het muzikale ritme van ramen en terrassen vergezelt. Maar wat we zien is het heden. Zien wij dan wel door het incidentele de oorspronkelijke architectuur? En de vraag is op de koop toe of die oorspronkelijkheid wel bestaat, want zou bewonen en verandering dan de ontkenning van architectuur zijn? De bomen zijn gegroeid sedert 1927 en er zijn verdiepingen toegevoegd. De terrassen waren oorspronkelijk grotendeels leeg en zeker niet bedolven onder vriendelijke plantengroei. Op het voetpad waren vierkante bloembakken met schrale struikjes, net geen bonzai. Dat kunnen we op oude foto's zien, zwart-wit foto's die de koelheid van het modernisme extra beklemtonen. Er bestaat ook een schilderij dat rond 1930 gemaakt moet zijn, en waarbij het vogelperspectief ons toelaat te zien dat de binnenkanten van de terrassen en andere details in opvallende kleuren geschilderd waren. Een foto uit 1927 toont de gloednieuwe straat ook als filmset: La sirène des tropiques van Mario Nalpas, met oa Josephine Baker als actrice en als 'wilde' danseres. Echt gerealiseerde architectuur die meteen fictie wordt. Architect Mallet Stevens ontwierp trouwens meerdere architecturale decors voor films, en dat was een nieuwigheid. Zoals een artikel van Alexandre Mare -hier mijn bron- stelt: L'Architecture moderne est une fiction. Het wordt een 'mise en abîme': spiegel in spiegel. Het verhaal is niet gedaan. De Villa Arpel in Mon Oncle van Jacques Tati is een fictieve moderne villa die geïnspireerd is op een echte villa van Robert Mallet Stevens, namelijk de Villa Noailles (1923-28). Deze villa diende in 1928 en 1929 reeds als natuurlijk decor voor twee andere films: Biceps et Bijoux van Jacques Manuel en Les mystères du chateaux du dé van Man Ray. In 1920, terwijl hij dan nog niet echt aan bouwen toe was, realiseert Mallet-Stevens voor het herfstsalon een fictief decor, in feite een fictieve filmstudio, om het publiek te tonen hoe men een film maakt. Het ontwerpen van filmdecors en fictionele architectuur is geen toevalligheid in het oeuvre van Mallet-Stevens, het is er een hoofdbestanddeel van. Het moderne van de film en het moderne van de architectuur vinden elkaar, de film wordt erkend als een middel om propaganda te maken voor die architectuur. Als die architectuur in films een negatieve connotatie krijgt (snobisme, misdaad, vervreemding, beangstigende toekomstvisioenen) neemt de moderne architect dat voor lief, onvoorwaardelijk gelovend in de kracht van het medium. Negatieve reclame is ook reclame.
De bus brengt ons naar het Musée national de Céramique de Sèvres. Bij de Pont de Sèvres geeft het zicht op de Seine ons een euforisch gevoel. Het weer zit mee, en ook al zou de Seine de Seine niet zijn maar de Yonne, dan is de Seine toch de Seine. Alweer strenge controle. Gouden poorten, koloniale poorten, porseleinen poorten, keramische poorten. Poorten op de wereld. Het oude Griekenland, de prehistorie, het nabije oosten, het verre oosten, de beide Amerika's voor en na Columbus. Hoogcultuur en laagcultuur. Transculturatie. Kunst. Kitsch. Utilitair. Nutteloos. Figuratie en abstractie. Het is genieten en vooral selecteren om niet gek te worden. Ik kies voor dit stukje een apothekerskruik uit het atelier van Giovanni Della Robia (1469–1529). Het opschrift Diachatolico is voor de deskundigen, en een repetitief patroon van geel-groen-zwarte kubussen rondom de buikwand is gewoon een lust voor het oog. De moderne keramiek kan mij met het hier tentoongestelde maar weinig overtuigen, zelfs niet als Calder, Arp of Picasso de namen zijn. Uitzondering zijn voor mij twee vazen uit 1998 van de Deense keramiste Bodil Manz. Het 'porceleine coquille d'oeuf' lijkt wel doorschijnend glas. Als decoratie op de hoekige wanden een fijn geometrisch netwerk met ruimtelijke paradoxen. Een uitstapje op het internet bevestigt dat het hier om een artieste van wereldformaat gaat. In een vitrinekast gaan we verder op zoek naar aardewerk van oa Gauguin en Dufy. En dan is er nog de schoonheid van de porseleinen staalkaarten. Ze doen mij denken aan Paul Klee die er van droomde klavier te spelen op zijn aquareldoos. In de tuin een prachtig werk van Evi Keller uit de reeks Matière-Lumière, in de wind bewogen onder een honderdjarige boom, een levensboom die het sombere met het licht en de hemel met de aarde verbindt. Dao in Sèvres.
Via het Bois de Boulogne -bosrandprostitutie voor de liefhebbers- bereiken we Frank Gehry's Fondation Louis Vuitton, voor de gelegenheid omgetoverd tot L'Observatoire de la lumière met een site-specifieke installatie van Daniel Buren. De glazen dakschilden zijn met heldere, transparante strepen bekleed. De strepen die zijn handelsmerk zijn. Een spectrum en een stel monochrome doeken van Ellsworth Kelly. Een architecturale ingreep van Olafur Eliasson: Inside the horizon. Geel. Reflectie. Spiegeling. Waterbassins. Waterval. In het park luifels met anonieme groen-witte strepen. De realiteit hinkt de artistieke verbeelding achterna.
DAG 4
Glimpen van de Oise. Het atmosferische licht van Camille Pissaro. De hele weg prachtige landschappen. Betweters zullen wellicht beweren dat het reactionaire streken zijn. Laat ze zeggen. Het is een lange rit langs provinciewegen. Le Cateau-Cambrésis. Musée Matisse. Buiten, bij de inkom, van de meester in kwestie het Nu de Dos in brons. Verder Miró, Giacometti en jawel Norman Dilworth met wie ik nog niet zo lang geleden tentoonstelde in galerie EL te Welle. Op de gevel een werk van Hantaï, decoratief in de geest van Matisse. Matisse: de vervoering van het mediterrane Collioure, samen met Derain, de kleur à volonté, niet realistisch maar volgens de noodzaak van het schilderij in wording, barbaars, dat wel, maar barbaars met verborgen kennis van zaken. Vensters op het zonnige zuiden. En dan de Oriënt, emoties op locatie en tegelijk toch ook met de ogen van voorgangers. Tapijten. Collages: een brug tussen Arp en Kelly. Nu de volledige serie naakte ruggen, ditmaal in gips en op zoek naar de essentie. Maquettes van La chapelle du Rosaire te Vence. De atheïst Matisse. De atheïst Le Corbusier. De atheïst Perret. Hoe ongelovig waren de atheïsten en hoe gelovig waren de architecten in het verre verleden?
Auguste Herbin. Klein van gestalte en grootmeester van de geometrische abstractie. Le Cambrésis: zijn geboortegrond. In 1905 was hij fauvist. In 1908 was hij kubist. In 1909 had hij zijn atelier in de legendarische Bateau-Lavoir waar Braque en Picasso werkten. Het persoonlijke kubisme van Herbin evolueerde met soms wat bizarre omwegen naar de abstractie. Opmerkelijk zijn de polychrome reliëfs en sculpturen uit de jaren '20. In die geest beschilderde hij ook een piano. In de jaren '30 domineren cirkelvormen. Een doek uit die tijd draagt als titel: Réalité spirituelle. Midden de jaren '40 bedenkt Herbin zijn plastisch alfabet. Letterklanken worden aan vormen en kleuren gelinkt. De woorden produceren de schilderijen. Het heeft iets kabbalistisch, dat deelnemen aan de schepping via taal. Het hemelse alfabet. Hoe overtuigend zijn die werken in levende lijve, met hun reële formaten! De kracht van contrasterende kleuren, de verwarring van verwante kleuren. Kleuren als levendige klanken. Kandinsky en het spirituele in kunst, het is zeker niet ver uit de de buurt.
Ik koop alweer een boek, en het is misschien de stemvork voor mijn verslag: Les Esquimaux vus par Matisse. Voor mij aanvankelijk ook een raadsel, die Eskimo's en Matisse. Matisse en Marokko, uiteraard. En een beetje japonisme, bien sûr. Kimono's, dat wel. Maar Eskimo's? Mijn nieuwsgierigheid is gestuurd door een meer dan gewone interesse voor die arctische oorden en beschavingen. Ooit las ik De andere kant van het paradijs van Hugh Brody. Dat was de lont aan een wereldbrand. Gouden poorten. Matisse was nooit in de poolstreken. Wel was zijn schoonzoon Georges Duthuit een antropoloog. En literator. Hij schreef Une fête en Cimmérie, een poëtische tekst over de Eskimo's, en die werd door Matisse geïllustreerd met primitivistische, maskerachtige tekeningen. Een leraar filosofie leerde ons in onze studententijd dat wij allen Grieks spreken. Op een mondeling examen moesten wij dat zeker laten horen om te slagen. Het zou goed zijn -een gedacht als een ander- dat wij ook een of ander Inuit zouden spreken.
Mons. Avondmaal. We vormen een magische cirkel op het nachtelijke plein. Ontroerend applaus voor een lang niet evidente organisatie.
Dirk Verhaegen,
oktober 2016
maandag 17 oktober 2016
MET STIP TE NOTEREN: NIEUWE STUDIEREIZEN KONSEPT
- zondag 11 december 2016:
Neuss
Langen Foundation:
Richard Deacon, On the other side
Düsseldorf,
Kunstpalast: Hinter dem Vorhang & tekeningen Feininger;
K20, Dorothee und Konrad Fisher collectie

- zaterdag 21 januari 2017:
Hilversum:
Dudok-architectuurwandeling met gids
Den Haag:
Gemeentemuseum: Van Rodin tot Bourgeois (sculptuur in de twintigste eeuw)

Tekst en info volgen later. Inschrijven nog niet mogelijk!
woensdag 12 oktober 2016
maandag 3 oktober 2016
donderdag 29 september 2016
KUNSTEXPLORATIE: EEN UNIEKE GELEGENHEID OM DE KUNST TE VERKENNEN VANUIT EEN ZEER BREDE WAAIER AAN PERSPECTIEVEN
Kunstexploratie
cursus kunstbeschouwing
Etienne Van Deyck en Mark Bosselaers
Velen onder ons vinden een reëel esthetisch genot in het omgaan met kunst. De kunstervaring verrijkt ons inderdaad op velerlei gebieden: het scherpt onze gevoelens aan, evenals onze waarneming en ons denken. Kunstbeschouwing is dan ook een ware uitdaging. Het zou dan een gemiste kans zijn mocht een kunstliefhebber bij zijn loutere gevoelsreacties en toevallige bevindingen blijven. Hoe oprecht deze ook moge wezen, omgaan met kunst is een vaardigheid die men kan oefenen. Wanneer iemand met kennis van zaken een gefundeerde kunstappreciatie kan geven, heeft hij het bereik van zijn persoonlijk esthetisch genot wezenlijk verruimt.
Deze cursus biedt een unieke gelegenheid om de kunst te verkennen vanuit een zeer brede waaier aan perspectieven (vorm, expressie, voorstelling, functie, gevoel, geschiedenis, psychologie, sociologie, wetenschap, filosofie en kunstkritiek). Onze doelstelling is om uw persoonlijke kunstervaring uit te diepen aan de hand van theoretische referenties die met concrete voorbeelden uitgewerkt worden. Het Proefondervindelijk Atelier voorziet daarenboven in een praktische ondersteuning. De toepassingsoefeningen helpen de verworven informatie beter te verwerken.
De cursus duurt vier jaar. Alle jaren zitten samen waardoor er veel van elkaar geleerd kan worden en waardoor tegelijkertijd ook veel referenties vanuit een steeds wisselend perspectief herhaald worden. In de lessen Kunstbeschouwing wordt uitgegaan van een voorbeeld, letterlijk een beeld dat naar voor geschoven wordt als referentie voor een analyse, voor een kunsthistorische periode en voor een kunstbeschouwelijk problematiek.
Een academiejaar voorziet in een volwaardig overzicht van de belangrijkste kunsthistorische perioden en kunstbeschouwelijke thema’s. De volgende jaren worden deze heropgenomen en vanuit nieuwe perspectieven en met nieuwe voorbeelden verrijkt. U krijgt dus ruim de tijd om van jaar op jaar te evolueren van een verkennende kunstbeschouwing tot een systematisch onderbouwde kunstbeschouwing.
Het bijzondere aan deze cursus is dat u twee docenten krijgt die samen de les professioneel begeleiden. De ene staat in voor de theorie en de andere ondersteunt de theorie met praktische toepassingen.
Praktisch:
De lessen gaan door op dinsdagavond van 18u40 tot 22u10
Er is geen voorkennis vereis, enkel een gezonde dosis leergierigheid.
donderdag 22 september 2016
STUDIEREIS ZONDAG 16 OKTOBER 2016 ESSEN: DANCING WITH MYSELF: de zelfrepresentatie van de kunstenaar in eigen werk (De verzameling Pinault). RICHARD DEACON: Tekeningen. RODIN – GIACOMETTI | POLLOCK – TWOMBLY | ROTHKO – SERRA … KEULEN: “WIR NENNEN ES LUDWIG”. 40 jaar Museum Ludwig
STUDIEREIS ZONDAG 16 OKTOBER 2016
ESSEN: DANCING WITH MYSELF: de zelfrepresentatie van de kunstenaar in eigen werk (De verzameling Pinault).RICHARD DEACON: Tekeningen.
RODIN – GIACOMETTI | POLLOCK – TWOMBLY | ROTHKO – SERRA …
KEULEN: “WIR NENNEN ES LUDWIG”. 40 jaar Museum Ludwig
Folkwang Essen besteedt een grote tentoonstelling aan de vraag hoe kunstenaars met ‘zichzelf’ omgaan. Wat alle werken verbindt is de vraag hoe kunstenaars zichzelf representeren in hun werk. ‘Dancing with myself’ dat voor het eerst in Europa de uitgebreide verzameling van François Pinault toont, is een speelse, poëtische, politiek geëngageerde en wilde dans doorheen de hedendaags kunst vanaf de jaren 60 tot op heden. Ver voorbij het klassieke zelfportret focust deze tentoonstelling op het artistieke temperament en de artistieke positionering. ‘Dancing with mysel’” geeft tegelijkertijd een mooi overzicht van de evoluties in de moderne kunst: grote formaten van schilderijen versus video-installaties, fotografische beefden, versus gefocuste sculpturale objecten. De camera, het canvas, de ruimte, het conceptuele gebaar… kunstenaars maken hun keuze uit deze media. Zij maken van het lichaam een kinderlijk dadaïstisch werktuig, van het scheppingsproces zelf een artistiek eindproduct. De beelden die deze kunstenaars maken zijn uiteindelijk een spiegel over onze perceptie van lichamelijkheid en identiteit in de late 20ste en vroege 21ste eeuw.
![]() |
Urs Frisher Oxygen 2015 |
Het museum Folkwang confronteert werken uit de Zwitsers verzameling ‘ Hubert Looser’ met werk uit de eigen collectie. De verzameling ‘Looser’ is één van de belangrijkste Europese verzamelingen van kunstwerken uit het surrealisme, abstract expressionisme, minimal art en arte povera. De tentoonstelling behandelt vijf thema’s: surrealisme en abstract expressionisme, de abstracte picturale geste, proces en materie in sculpturen, monochromie en minimalisme, beelden ‘over niets’. De werken omspannen een boog van de écriture automatique over dripping en action painting naar de monochromie en de conceptuele kunst. Yves Tanguy ontmoet David Smith, Jackson Pollock en Willem de Kooning; Franz Kline wordt geplaatst naast Sam Francis, Frank Stella, Cy Twombly; Richard Serra, Auguste Rodin en Medardo Rosso gaan de confrontatie aan met Alberto Giacometti en John Chamberlain. Europese kunstenaars gaan in dialoog met Amerikaanse, werken uit een privé verzameling met werken uit de museale traditie.
![]() |
Willem de Kooning: zonder titel |