STUDIEREIS ZONDAG 7 MEI 2017:
K21: MARCEL BROODTHAERS. EINE RETROSPEKTIVE
K20: OTTO DIX: ‘DER BÖSE BLICK’
KUNSTPALAST: CRANACH: MEISTER MARKE MODERNE
K21: MARCEL BROODTHAERS. RETROSPECTIEVE.
Méér dan vier jaar lang hebben het Museum of Modern Art, New York, en het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofia, Madrid, gewerkt aan deze uitgebreide retrospectieve naar aanleiding van het overlijden van Marcel Broodthaers veertig jaar geleden. De tentoonstelling, die bestaat uit méér dan 400 werken, toont alle aspecten van Broodthaers werk, overheen alle media die hij gebruikte. De presentatie in Düsseldorf, waar hij leefde en werkte van 1970 tot 1972, is meteen ook de laatste.
De Belgische kunstenaar Marcel Broodthaers (1924-1976) neemt in de hedendaagse kunst, temidden van de Pop Art, het Minimalisme en de Conceptuele kunst een kritische positie in. Hij startte zijn kunstenaarsbestaan als dichter maar omstreeks zijn veertigste wijdde hij zich aan de beeldende kunsten. Een dichter is hij echter altijd gebleven; net als bij Magritte duikt het woord (al zijn het vaak slechts letters) veelvuldig op in zijn werk. Net als bij Magritte trouwens is de combinatie van woord en beeld vaak uitdrukking van een intellectueel spel vol humor en ironie.
Denk maar aan ‘mossel’, dat in het Frans ook ‘moule’ (mal) betekent. Behalve installaties gebruikt Broodthaers veelvuldig fotografie en film in zijn werk, niet enkel als ‘kunst an sich’, maar ook om zijn oeuvre te documenteren en er een nieuwe dimensie aan toe te voegen. Het is erg moeilijk om het werk van Broodthaers te catalogiseren: het raakt aan vele stromingen en ‘ismen’ maar vormt er tegelijk een scherpe kritiek op. Deze kritiek geldt eveneens de ganse kunstwereld, van kunsthandel tot musea. Zo stichtte hij zijn eigen imaginair museum “Musée d’Art Moderne, Département des Aigles”, dat hij even imaginair failliet liet gaan. Neodadaïsme, pop Art, Nouveau Réalisme, Minimalisme, Conceptuele Kunst, hij is het allemaal wel een beetje en tegelijk toch ook weer niet. Wat wel vaststaat is de enorme invloed die hij heeft gehad en nog steeds heeft – in toenemende mate – op de Avant-Garde.
K 20: OTTO DIX : DER BÖSE BLICK
Otto Dix verbleef van 1922 tot 1925 in Düsseldorf. Als lid van de revolutionaire kunstenaarsgroep ‘Das Junge Rheinland’ ontwikkelde hij in deze erg creatieve en productieve periode zijn persoonlijke kritische signatuur en beeldtaal, die hem binnen de Duitse kunst van de 20ste eeuw bijzonder herkenbaar maken.Otto Dix verbleef van 1922 tot 1925 in Düsseldorf. Als lid van de revolutionaire kunstenaarsgroep ‘Das Junge Rheinland’ ontwikkelde hij in deze erg creatieve en productieve periode zijn persoonlijke kritische signatuur en beeldtaal, die hem binnen de Duitse kunst van de 20ste eeuw bijzonder herkenbaar maken.
Toen hij in oktober 1921 volledig berooid uit Dresden in het Rijnland aankwam, hoopte hij veel kansen te krijgen om zijn werk ten toon te stellen, en rekende hij op lucratieve opdrachten voor portretten. Met grote ambitie en gedrevenheid toog hij aan het werk. Op drie jaar tijd evolueerde hij van expressief ‘veristisch’ dadaïsme tot een nieuw-zakelijke portrettist die zijn medemensen compromisloos op het canvas afbeeldde. Toen hij in 1925 naar Berlijn verhuisde was hij karakterieel open gebloeid en was hij als artiest gerijpt en volledig ontbolstert. Het was eveneens niet te verwonderen dat de roep van meedogenloze maatschappijkritische kunstenaar hem vooraf ging.
KUNSTPALAST: CRANACH: MEISTER MARKE MODERNE
Reeds vanaf het begin van zijn schildersloopbaan, in Wenen omstreeks 1500, wordt zijn werk gekenmerkt door een verhoogde expressiviteit, die later typisch zal zijn voor de ‘Donauschool’. Met zijn aanstelling als hofschilder van de keurvorst van Saksen begint hij aan een lange, geslaagde carrière als één van de belangrijkste acteurs in de bewogen geschiedenis van Saksen in de eerste helft van de 16de eeuw. Als schilder en graficus slaagde hij er bijzonder virtuoos in om te voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen die de keurvorsten aan hem en aan zijn werk stelden. Hij beschikte over een bloeiend atelier waarin hij experimenteerde met het optimaliseren van ‘mal-processen’ om een hoge kwaliteit te kunnen garanderen aan het in groot aantal geproduceerde werk.
Het werk van Cranach getuigt van zijn groot zelfvertrouwen, waardoor hij de confrontatie met andere schilders niet schuwt, in tegendeel deze eerder opzoekt. De vele vernieuwingen in zijn beeldtaal zijn enkel in deze context te begrijpen. De tentoonstelling focust op dit aspect van zijn oeuvre en belicht hoe hij het werk van andere kunstenaars in zijn eigen werk absorbeerde en het zelfs trachtte te overtreffen. Schilders die aan bod komen zijn onder andere Albrecht Dürer en Hans Holbein de Jongere. Ook de invloed van Italiaanse schilders als Jacopo de Barbari en Lorenzo Costa is onmiskenbaar, zoals blijkt uit de ‘Adam en Eva’ schilderijen. Cranach verstond de kunst om zich al deze invloeden en thema’s zo eigen te maken dat ze momenteel onlosmakelijk met zijn naam verbonden zijn.
PRAKTISCH
opgelet!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten