maandag 25 november 2019

REISVERSLAG DIRK VERHAEGEN MEERDAAGSE STUDIEREIS KONSEPT DIJON,LYON, NANCY & METZ (3-6 OKTOBER 2019)


KONSEPTREIS OKTOBER 2019

In september 2000 gingen we met Konsept naar Lyon en naar Couvent de La Tourette. We bezochten op die reis ook Reims, Vézelay, Dijon en Fontenay. Niet alleen de steden en de landschappen veranderen, ook wijzelf zijn veranderd: we leerden anders kijken en maken nieuwe associaties. We zullen dit keer nieuwe zaken zien die ons vertrouwd voorkomen en het reeds bekende zullen we met verwondering opnieuw ontdekken.

1e dag: DIJON

Het Musée des Beaux-Arts de Dijon is geïntegreerd in een immens paleizencomplex. We moeten kiezen. En altijd is daar die frustrerende aarzeling tussen grondigheid en toch niets willen missen. Tot de toppers van het museum behoren in elk geval de praalgraven van Filips de Stoute, Jan Zonder Vrees en Margareta van Beieren. Officiële schoonheid heet dat. Dat hebben jullie toch gezien?! We buigen. Twee van de ietwat verborgen pleuranten zouden van de hand van Claus Sluter zijn, een kunstenaar die voor de beeldhouwkunst even belangrijk was als Jan Van Eyck voor de schilderkunst. De andere figuren werden door zijn neef afgewerkt. Huizinga noemde de groep 'een dodenmars in steen'. Diepe menselijkheid, verborgen onder pracht en praal. Tot de grafkunst behoren in dit museum ook een aantal portretten uit de Romeins-Egyptische tijd. Zij werden met pigment en bijenwas op houten panelen geschilderd (dit heet dan ’encaustiek'). We zoeken de Italiaanse primitieven waaronder Ambrogio Lorenzetti. Het is wat weg en weer. Van Robert Campin, leermeester van Rogier van der Weyden, een Geboorte met aanbidding van de herders. Opvallend is het landschap in vogelperspectief. De slingerende weg lijkt te rijmen met de jubelende tekstwimpels. Bij het gebeeldhouwde Retabel van Champmol kreeg Melchior Broederlam de opdracht voor de geschilderde zijpanelen. Zij behoren tot de internationale gotiek. De gouden achtergrond blijft aanwezig en krijgt gezelschap van menselijke personages en hoofse charme. Hier bekoren de intrigerende, met betekenis geladen geometrische bouwsels. Kenners zien daarbij invloeden van Giotto, Duccio en de reeds genoemde Lorenzetti. De gang waarin het retabel zich bevindt is met het houten tongewelf een kunstwerk op zich. Hinkstapsprongen door de eeuwen. Meerdere werken van Veronese waaronder Mozes gered uit het water. Het bijbelse tafereel is nauwelijks meer dan een voorwendsel om een prachtig landschap te schilderen met daarin figuren in schitterende kleuren en texturen. Een Slapend naakt van Dirk de Quade van Ravensteyn past in een lange rij gelijkaardige werken: Giorgione, Titiaan en vele anderen. Het is expliciet erotisch. De meester in kwestie is van Hollandse origine en werkte succesvol aan het Praagse hof. De libertijnse kunstenaar-archeoloog-diplomaat Vivant Denon bracht het naar Frankrijk.

Impressionisten, voorlopers en uitlopers. Jongkind, Manet, Degas, Monet, Sisley, Cross. Verrassingen: de beroemde actrice Sarah Bernardt die niet alleen geportretteerd werd maar die zelf ook een verdienstelijke beeldhouwster was. Zola was een fan. Een mooi ensemble van kubisten en andere avant-gardisten in confrontatie met tribale kunst: Picasso, Gris, Charchoune, Pougny, Marcoussis, Gleizes. Urbi et Orbi is een zeer groot schilderij van de Portugese Vieira Da Silva. Witten, grijzen en okerkleurige accenten suggereren een stad. Het lijkt een luchtspiegeling. Een kleurloos reliëf in gips met karakteristieke cirkelvormen van Robert Delaunay. Zware, felkleurige verfmassa’s kenmerken dan weer de geabstraheerde Voetballers van Nicolas De Staël. Het is een grabbel in de overvloed.

We verkennen de buurt rond het Musée des Beaux Arts. We komen bij de Eglise Notre-Dame de Bon-Espoir. De westelijke gevel, met boven de portalen gestapelde galerijen, zou uniek zijn in Frankrijk. Van nabij bekeken wekt een portaal pas echt verwondering: in plaats van beelden zien we afgeknabbeld steen. Een toevallige passant toont zijn deskundigheid met een uitvoerig verhaal over fanatieke vernielingen tijdens de Franse revolutie. De ideologische motieven waren niet vrij van ingecalculeerd winstbejag. Binnen maakt de gotische kerk een homogene indruk. De meeste glasramen zijn negentiende-eeuws maar aan de noordkant van de korte dwarsbeuk zijn middeleeuwse glasramen bewaard gebleven. Daar is ook een fresco uit de late vijftiende eeuw met een Calvarie. Onder het orgel een opvallend tapijt. Het is een werk van de benedictijnse monnik Dom Robert. Het verheerlijkt de bevrijding van Dijon, zowel in 1513 als in 1944. Uiteraard waren het telkens miraculeuze bevrijdingen. Op het tapijt zien we de maagd Maria met aan haar voeten een stadje en haar inwoners. Buiten de stadsmuren links en rechts een boom met daarin afschrikwekkende vogels en viervoeters. Het is een beetje naïef, het is zeker schatplichtig aan de esthetiek van middeleeuwse miniaturen. Het was de beroemde tapijtkunstenaar Jean Lurçat die deze monnik tot de tapijtkunst bracht.

De culturele ijver kan meerdere kanten op. Sommigen bezoeken het Musée Rude maar zelf kiezen we een terras en delen met drie een fles Crément de Bourgogne. Echt warm is het voorlopig nog niet.

We overnachten in Châlons-sur-Saône.. Ik maak foto’s van de fabriek Verallia vlak bij het hotel. Niets mooier dan de geordende chaos van een oude fabriek. Zicht op de rivier en haar oude bruggen blijft voorlopig een herinnering aan een vorige Konseptreis.
 
2e dag: LA TOURETTE EN LYON

In de voormiddag bezoeken we het Couvent Sainte-Marie de La Tourette. Het klooster -UNESCO werelderfgoed samen met ander werk van Le Corbusier- ligt op een helling in een wijds heuvelend landschap. Het is even klimmen, we voelen ons op artistieke bedevaart. Verre dorpen, grijzige wolken vanaf de weg. De eerste indruk is niet echt verwelkomend: ruw beton, gesloten, streng. Veroudering ook. Sculpturale kwaliteiten trekken de aandacht. Die zijn minder gratuit dan dat ze op het eerste zicht lijken. De geplande gidsbeurt brengt opheldering. Betonnen skeletbouw geeft vrij spel aan de gevels. De architect-componist Yannis Xenakis heeft hier een belangrijk aandeel gehad. Vensterpartijen herinneren met de nodige vrijheid aan de horizontaal-vertikale composities van Piet Mondriaan. In de gangen creëren de op onregelmatige afstanden direct in het beton geplaatste stukken golvend glas een grilliger ritme. Le Corbusier verwelkomde de moderne muziek omdat ze in overeenstemming was met de chaotische indrukken van het moderne leven. Zeer mooi zijn de ovalen lichtkokers en rechthoekige 'brievenbussen’ die de schemerige gebedsruimte kleur geven. Het klooster waagt zich ook aan tijdelijke tentoonstellingen. We krijgen meerdere werken van Anselm Kiefer te zien. Hij was trouwens een zeer vroege gast en bewonderaar van dit klooster. Het werk van Kiefer is ernstig en zwaar. De sombere materialen willen krachtige, kleurloze getuigen zijn. In de kleine bookshop koop ik een affiche van François Morellet die hier eerder zijn frivole minimalisme in dialoog bracht met de architectuur. Sommige tentoongestelde sculpturen waren Positions uit de Kamasutra. Ik vraag mij af of de paters wel op de hoogte waren. We verkennen de helling rond het klooster op zoek naar nieuwe perspectieven. In een klein, intiem parkje een sobere zuil met rode inscriptie: ’La nature se dérobe à nos regards sous des voiles si obscurs qu’il faut user d’adresse pour pénétrer ses mystères. Marc Antoine de La Tourrette. Botaniste Lyonais. 1729-1793. Hij correspondeerde met Linneus en met Jean-Jacques Rousseau, publiceerde monumentale werken en bedacht plantentuinen. Zijn woorden die op de zuil staan gelden in feite ook voor de architectuur en voor de kunst in het algemeen. Die is nooit een direct gegeven, er is ook daar behendigheid nodig om er in door te dringen.

Lyon. De bus zet ons af bij de immense Place Bellecour. Te voet gaan we over de Pont Bonaparte. Wauw, wat een mooie stad! Stijlvolle huizen langs de oevers van de Saône en hogerop langs de hellingen. Voor ons, boven de huizen en de parken, de negentiende-eeuwse Eglise Notre-Dame en een plaatselijke Eiffeltoren die voor seculier tegengewicht zorgt. Place Saint-Jean. Sommige huizen doen aan Parijs denken: vijf verdiepingen hoog met groenige balustrades en mansardedaken. Rechts van de gotische Eglise Saint-Jean een restant uit de Karolingische tijd. Tweelingbogen en tweelingzuilen. Rode ritmische accenten. Op het plein een negentiende-eeuwse fontein met Johannes de Doper in actie. We verkennen de traboules, het geheimzinnige netwerk van nauwe doorgangen. In totaal zouden er zowat vijfhonderd zijn in Lyon; slechts een beperkt aantal is toegankelijk. Hun oorsprong zou teruggaan tot de vierde eeuw. Het huidige uitzicht dateert uit de Renaissance, toen ze verbindingswegen waren voor de zijdewerkers. De zijde-industrie werd in Lyon geïntroduceerd onder impuls van Frans I naar Italiaans voorbeeld. Italiaanse invloed is vooral zichtbaar in de torentjes en de open trappen. Zijderoutes op schaal. In de tweede wereldoorlog speelden de traboules een rol in het verzet. Een etymologisch ommetje: traboule zou van transambulare komen, verbasterd werd het trabouler en we herkennen meteen het ons vertrouwde traverser. Ik breng een groet aan Guillaume Leroy die de drukkunst in de late 15e eeuw van uit Luik naar Lyon bracht. Echte cultuur kent geen grenzen. Tijd voor een snakje op een terras met voldoende intimiteit. Via het mooie oude station aan de Place St-Paul komen we bij de Pont La Feuillée waar de Saône een bocht maakt. Huizen tegen de heuvels, schakeringen van oker en roze. Duiven en zwanen. Wandelen en verpozen. We komen bij de Place des Terreaux. Midden op het plein bevindt zich een bombastische, allegorische fontein. Ze stelt de Garonne en haar bijrivieren voor in de vorm van een wagen met vier paarden. Dat het de Garonne is, zal vreemd lijken. De verklaring is dat het beeld oorspronkelijk voor Bordeaux bedoeld was. Het herhaalt zich: niet alleen kunstliefhebbers reizen, ook de kunst zelf is onderweg. Een blik naar boven. Op de schoorstenen boven op de daken van de statige huizen krioelt het van de wilde graffiti.

We bezoeken het Musée des Beaux-Arts. De binnentuin, een oase die ons verwelkomt, goed voor een zoveelste culturele aanloop. Werken uit de twintigste en eenentwintigste eeuw worden momenteel samengebracht onder de noemer Penser en formes et couleurs. We betreden een environment van Lucio Fontana met blacklight en fluorescerende verf. Een schilderij met kleurige cirkelvormen van Robert Delaunay gaat terug tot inzichten van Chevreul en de wetten van het simultaancontrast. Niet alles is van niveau en het thema blijft wat vaag. Morellet is vertegenwoordigd met een gefragmenteerd schilderij uit de jaren vijftig en een rode interfererende neonwand uit de jaren zestig. Een prachtige Jawlensky is sluitstuk en hoogtepunt. We zoeken andere afdelingen. Venetiaanse meesters tonen bijbelse en mythologische taferelen met erotische verbeelding en zinnelijkheid. Veroneses Betseba in bad speelt met nabijheid en verwijdering. Koning David is hier tegelijk een identificeerbare Venetiaanse Doge. Tintoretto’s Danae is een wervelende zee van rode draperingen en blank vrouwelijk naakt. In het venster rechts in de bovenhoek kan een onheilspellende lucht het noodlot verbeelden. In onze verbeelding met voorkennis zou het ook een Turner of een James Ensor kunnen zijn. En de luit op de vensterbank verlangt naar deelname. Een vrouwenportret van Cranach bekoort met wemelend ritmische motieven in kledij en haartooi. Een grote sprong vooruit. Impressionisten. De Theems van Monet lost op in atmosferische schittering. Zijn Woelige zee bij Etretat heeft een Van Gogh-achtige heftigheid. Courbet toont de branding frontaal. De schuimende koppen lijken een zeemonster te suggereren. Een Rode Sloep van Redon behoort helemaal tot de droomwereld: het is een sloep die vaart van romantiek via symbolisme naar surrealisme. Het museum is immens. Alles zien is onmogelijk, dat hebben we geleerd. We troosten ons met de wijsheid dat alle waarneming selectief is en intentioneel.

De bus pikt ons op aan de Rhône-oever en brengt ons naar het hotel dat zelf museale allures blijkt te hebben: pastelkleurige plafondschilderingen, zwierige lambriseringen, spiegels en deuren met kleurige glasramen. We krijgen een kamer met dakkapel. Prachtig uitzicht over de stad en de heuvelende omgeving.


3e dag: LYON

Het weer is ons goedgezind. We stappen langs de Saône kade richting Musée des Confluances. Rivierschepen zijn tot woonboten omgebouwd. Hun namen zijn gedichten: Serependipity, L’Oiseau Bleu, Fort Rêveur, Kaoah. Aan de overzijde hellingen met huizen tussen herfstig groen. Hogerop nieuwere appartementsgebouwen. Bij de jachthaven prachtige nieuwe architectuur. Architect Jean Nouvel noemt het een ‘bouillon de culture’. Ycone is zijn eigen schitterende bijdrage: fris, elegant, glimlachend naar de toekomst en betoverend menselijk. Le cube orange van Jacob en Mac Farlane schreeuwt om aandacht. De sferische gaten geven licht in het interieur; bij de ingang aan de rivieroever worden zij uitvergroot tot een enorm gat met visuele zuigkracht. In de omgeving krijgt het gebouw een knalgroene tegenhanger. Dwars op de kade een prachtige rolbrug als getuige van voorbije industrieën. De wandeling gaat verder langs chaotische restanten van fabrieken en spoorwegen. We komen bij het Musée des Confluences. Het deconstructivistische gebouw is ontworpen door het agentschap Coop Himmelb(l)au. We bewegen ons van kristal naar wolken op zoek naar archeologie, paleontologie, etnografie en industrie. Enkele schitterende Inuït sculpturen genieten mijn speciale belangstelling. Tot mijn verbazing zijn ze hedendaags. Elders trekt een eigenaardige machine ook mijn aandacht. Torens en buizenstelsels suggereren een science fiction-achtige stad en tegelijk moet ik ook een beetje aan een oude radio denken. Het blijkt de eerste deeltjesversneller te zijn, een verre voorloper van het gigantische Cern te Genève. Prachtig uitzicht op de samenvloeiïng van Rhône en Saône. Nieuwe sierlijke bruggen. Op de terugweg oude woonkazernes en zicht op de Halle Tony Garnier. Terug in het oude stadsdeel. Tijd voor een appeltaart met een kannetje thee in goed gezelschap en in het juiste decor. We vervolgen de intense zoektocht naar andere traboules. We staan al te dikwijls voor gesloten deuren met geheime codes. Een vluchtig bezoek aan de door Jean Nouvel ingepakte opera: voor verdere verkenning is gids met reservatie nodig. Buiten, bij de spiegelende ramen, oefenen choreografen-in-spe. De straat van vandaag is wel eens de elite van morgen.

De bus brengt ons naar Fagorbrandt. Ooit was het een fabriek voor wasmachines. Voor de eerste keer worden de gigantische hallen het onderkomen voor de 15e biënnale. Veel werken lijken nauwelijks opgewassen tegen de overweldigende brutale schoonheid van de locatie. Zelfs de graffiti wint het van vele tentoongestelde werken. Steve Powers (eerder  actief als Espo) werd niet ten onrechte uitgenodigd om buiten op de metalen wand zijn liefde voor Lyon te spuiten: Warm in your memory. We zoeken houvast in de al te grote ruimtes. Si tu me vois, je ne te vois pas van de Zuid-Koreaanse Minouk Lim toont een fosforescerend kanaal dat over een te betreden plateau kronkelt. De waterloop zinspeelt op de rol van rivieren terwijl een hondenkop verwijst naar een Koreaanse astrologische legende. Het verhaal blijft erg vaag, de installatie zelf zweemt naar kitsch. Elastic Bonding van Malin Bülow combineert performance en sculptuur. Ik vind het niet echt opwindend. Knotworm van Sam Keogh is een artistieke interventie in een gigantische boorkop voor tunnels. Vooral de interventie is overbodig. De uitleg blijft vaag en een beetje passe-partout. Daarentegen toont de Belgische Eva L’Hoest een zeer intrigerende video-triptiek. Hier wordt de toeschouwer nieuwsgierig. De kunstenares gebruikt 3d scans en MRI-beelden die ze geprogrammeerd verstoort. Geluiden van werkende computers begeleiden het werk. Het goede blijft bij, leeft voort. Ik heb een uitgesproken voorkeur voor het werk van de Chinees Mengzhi Zheng. Là où les vents se caressent is een te betreden constructie met ringen, staven en kleurige, gebogen platen. Het werk balanceert op de grens tussen fragiliteit en structurele sterkte. Op het internet vind ik tientallen afbeeldingen die mijn appreciatie voor deze kunstenaar nog versterken. Het is poëzie met levenskracht. De bus brengt ons opnieuw naar Chalon-sur-Saône.

4e dag: NANCY EN METZ

Nancy. Op een gevel staat Stanislas Leszczynski vergezeld van een citaat dat kan tellen: 'La vérité est comme le soleil, qu’une éclipse peut obscurcir mais qu’elle ne serait éteindre’. Stanislas was koning van Polen en hertog van Lotharingen. Onder zijn impuls kwam de schitterende classicistische architectuur van Emanuel Héré tot stand. We wandelen richting place Stanislas en het Musée des Beaux-Arts. De fraaie zwarte tralies met weelderige gouden rococo-ornamenten zijn van de kunstsmid en slotenmaker Lamour. François Morellet bedacht een interventie in gele neon als hulde aan deze kunstsmid: Hommage à Lamour. Binnen in het museum zijn van dezelfde kunstenaar gele minimalistische L-vormen opgesteld: Positions. Ook zij zijn een hulde aan de liefde -l’amour- want gebaseerd op houdingen uit de Kamasutra. Vandaag in de inkomhal, morgen in het grasveld. In Cross crash speelt dezelfde kunstenaar met de kruisvorm: een of andere catastrofe op Golgotha. Jean Prouvé krijgt een ereplaats in het museum. Deze architect en designer had zijn atelier in Nancy. Van opleiding was hij ijzerbewerker. Zijn werk hanteert op ingenieuze, innovatieve wijze metalen profielen en wanden. Ik koop een monografie in de bookshop. Terug naar de schilderkunst. We zien werk van Juan Gris, Gleizes, Lipchitz en Laurens. Van Sérusier twee Bretoense landschappen in vlammende kleuren, de lessen van Gauguin indachtig. De Japanse prenten, waar het museum fier mee uitpakt, zijn voor de gelegenheid jammer genoeg niet te bezichtigen. Ze worden om begrijpelijke redenen maar af en toe aan het licht blootgesteld. Dat krijgen we pas te horen nadat men ons twee keer het ingewikkelde museum rond stuurt. Goed, dan weer Morellet die met een reeks voorbereidende tekeningen en plaksels inzage geeft in zijn capricieuze werkproces. Morellet is een extreme minimalist, maar aan de creativiteit van de toeschouwer geeft hij maximaal de vrijheid. We eten buiten op een terras terwijl het stilaan regent: een simpel broodje in de grootse koningstijd. De regen geeft voor de gelegenheid extra glans in dit wonderlijke stadsdeel.

De autobus brengt ons naar Metz. In Centre Pompidou-Metz zien we een schitterende tentoonstelling van Rebecca Horn: Théatre des métamorphoses. Haar werk verkent het eigen lichaam en voegt er attributen aan toe. Het worden kinetische objecten, performances, films en videos. Ook geluiden en klanken spelen een belangrijke rol in haar werk, wat we ons ook van vorige Konseptreizen herinneren. Op subtiele wijze combineert zij het agressieve en het fijnzinnige. Hiermee is zij verwant aan dadaïsme en surrealisme. Deze verwantschappen worden zowel esthetisch als didactisch getoond. Verhelderend genot. Een onvergetelijke tentoonstelling.   

Het werk van Rebecca Horn spreekt alle zintuigen aan. In die zin is de tentoonstelling Opéra Monde. La quête d’un art total een logisch vervolg. We zien kostuums en decorontwerpen van bekende kunstenaars maar de tentoonstelling is ambitieuzer. De Wagneriaanse droom van Gesamtkunstwerk en het nostalgische verlangen naar de eenheid der kunsten is in elk geval een vruchtbaar creatief domein. Ook dat zijn rivieren die elkaar ontmoeten en waar de winden minnekozen. 

We eindigen in Luxemburg met een avondmaal en wervelende discussies over smaken en kleuren. Vivant Denon wist het: L’Etat c’est vous, le goût c’est moi. En we suggereren vol enthousiasme nieuwe artistieke bestemmingen. En in zijn artistieke hiernamaals knipoogt Morellet inmiddels met vriendelijke spot naar De bronnen van Neptunus.

Dirk Verhaegen
Mortsel
herfst 2019  


(c) Jacqueline Van der Mueren

   


  



   
         



Geen opmerkingen:

Een reactie posten