dinsdag 18 december 2018

STUDIEREIS ZONDAG 20 JANUARI 2019 DÜSSELDORF: K 20: “Mikrogeschichten einer ex-zentrischen Moderne” KEULEN: MUSEUM WALLRAF RICHARTZ: “Es war einmal in Amerika”

STUDIEREIS ZONDAG 20 JANUARI 2019
DÜSSELDORF: K 20: “Mikrogeschichten einer ex-zentrischen Moderne”
KEULEN: MUSEUM WALLRAF RICHARTZ: “Es war einmal in Amerika”



Wallraf-Richartz-Museum Keulen: “Es war einmal in Amerika”

 
Edward Hopper: Hodgkins house 1928




De tentoonstelling biedt een groot overzicht van 300 jaar Noord Amerikaanse kunst, meer bepaald van 1650 tot 1950. Beginnend in de koloniale tijd loopt het overzicht over de meesters van het Amerikaanse Realisme tot aan de vertegenwoordigers van het Abstract Expressionisme. Er werden topwerken geleend in de grootste Amerikaanse en Europese musea en verzamelingen, zoals bijvoorbeeld van John Copley, Benjamin West, Edward Hopper, George Bellows, Georgia O`Keeffe, Mark Rothko, Barnett Newman en Jackson Pollock.










De tentoonstelling illustreert, mede door de uitzonderlijke kwaliteit van de 130 werken, de fascinerende variatie en enorme creativiteit van de Amerikaanse kunst. Met zowel bekende als – in Europa – haast onbekende schilderijen, sculpturen, foto’s en voorwerpen van de Native American Art wordt op chronologische wijze een boeiend overzicht geboden van de verschillende ontwikkelingen en stromingen. De toeschouwer krijgt de gelegenheid om vast te stellen dat er niet “één VS-Amerikaanse kunstgeschiedenis” bestaat, maar een veelvoud daarvan. Zo krijgt hij de kans om deze kunst met een actuele, frisse en kritische blik te bekijken, weg van de vooringenomen ideeën.


Düsseldorf: Mikrogeschichten einer ex-zentrischen Moderne


In deze tentoonstelling vertellen “zeven ‘microverhalen’ van excentrisch modernisme” over transculturele kantelmomenten, waarbij kunstenaars en kunstenaressen ter gelegenheid van de publicatie van een manifest, de opening van een tentoonstelling, de stichting van een vereniging, reizen of ontmoetingen hun persoonlijke interpretatie van ‘modernisme’ hebben gedefinieerd. De zeven verhalen brengen ons naar Tokio (1910), Moskou (1913), Sao Paulo (1922), Mexico City (1923), Shimla (1934), Beiroet (1948) en Zaria (1960). De tentoonstelling plaatst belangrijke werken uit de verzameling in dialoog met werken die tot op heden weinig aandacht kregen. Op deze wijze ontstaat een boeiende dialoog en worden vragen opgeroepen die niets aan actualiteitswaarde verloren hebben. Hoe ontstaan nationale en culturele identiteit? Op welke wijze verwerven thema’s als vluchten en exil invloed op de taal van kunstwerken? Welke artistieke, culturele en politieke invloed gaat uit van reizen, ontmoetingen en uitwisselingen? Aan deze tentoonstelling werd vele jaren gewerkt. Het resultaat is een onderzoek van het ‘transculturele’ modernisme.
Tokio, 1910
Yorozu Tetsugoro en Kishida Ryusei waren zowel gefascineerd door de Japanse traditie als door de Europese kunst van omstreeks 1910. Vooral hun zelfportretten illustreren hun zoektocht naar een eigen identiteit, waarbij zij, geïnspireerd door allerlei invloeden een moderne persoonlijke beeldtaal trachten te ontwikkelen. Traditie en Europees geïnspireerd modernisme verdienen daarbij elk hun plaats


Moskou, 1913



Pirosmani, De actrice Margareth (1909)
In 1913 werden in Moskou, samen met werken van de avant-gardisten Malewitsch, Larionow en Marc Chagall ook werken getoond van de Georgische schilder Niko Pirosmani. Deze schilder, bewogen door orthodoxe iconen en oriëntaalse miniaturen, werd de belangrijkste vertegenwoordiger van de neo-primitivistische fase van de Russische Avantgarde











Sao Paulo, 1922


Lasar Segall, De ontmoeting (1924)
De Braziliaanse kunstenares Tarsila do Amaral maakte in de jaren 1920 samen met de schrijver Oswald de Andrade deel uit van de “Anthropo-fagische Beweging”. 
Deze beweging propageerde ‘cultureel kannibalisme’, het zich toe-eigenen van ‘de ander’ door zich van diens kracht meester te maken. Deze metafoor, die zij beschouwden als een strategie voor esthetische dekolonisering, was het leidmotief van de moderne Braziliaanse kunstenaars. De werken van de Joodse kunstenaar Lasar Segall (geboren in Wilna) behandelen thema’s als migratie, identiteit en cultuuroverdracht.







Mexico City, 1923

In 1914 schilderde Modigliani het portret van de Mexicaanse schilder Diego Rivera. Samen met kunstenaars als David Alfaro Siqueiros en Frida Kahlo behoorde hij tot een groep kunstenaars die zich zowel artistiek als politiek inzetten voor de heropbouw van hun land na de burgeroorlog. In 1923 schreven zij mee aan het “Manifest van de vakbond van arbeiders, technici, schilders en beeldhouwers”.


Shimla ,1934

Amrita Sher-Gil Shimla, Tahitiaanse vrouw (1934)
In het interbellum getuigde de Indisch-Hongaarse kunstenares Amrita Sher-Gil van een kosmopolitische identiteit. Na haar studie in Parijs in de dertiger jaren realiseerde zij een mooie synthese van wat zij daar artistiek oppikte en de Indische beeldtraditie. Haar werk werd vlakmatiger, de vormentaal eenvoudiger en het coloriet intensiever.












Beirut, 1948

De Libanese kunstenares Saloua Raouda Choucair werd sterk beïnvloed door Léger, bij wie ze vanaf 1948 drie jaar leerling was. Kritisch kijkend naar de stijl van haar leraar ontwikkelde zij een mooie synthese tussen Arabische kalligrafie, Islamitische geometrie en westerse abstractie. In een kritische publicatie trok ze ten strijde tegen de “achteromkijkende oriëntalisten” en ontwierp ze een visie voor een universele kunst, bedoeld voor een Arabische maatschappij in volle ontwikkeling.


Zaria, 1960




Uche_Okeke_Zaria 1000
In oktober 1960 werd Nigeria onafhankelijk. Een revolutionaire kunstenaarsgroep ‘Zaria Art Society’ schreef toen een manifest waarin een radicale vernieuwing van de kunst werd bepleit. Demas Nwoko, Uche Okeke en de Duitse emigrant Ulli Beier stichtten een transdisciplinaire kunstenaarsgroep Mbari Artist and Writers. Zo ontstond een uitgebreid panafrikaans netwerk dat veel contacten onderhield met de diaspora in Parijs.











Epiloog
De epiloog illustreert hoe het museum Wallraf Richartz, mede onder invloed van evenementen als de Documenta, vanaf de jaren 1950 vooral is gaan focussen op de westerse moderne kunst.

                                      -------------------------------------------

PRAKTISCH   


Datum: ZONDAG  20 JANUARI 2019.
Vertrek: 07h30 hoek Pulhoflaan – Grote Steenweg Berchem (halte tram 7 en 15)
Terug: omstreeks 19h30
Inschrijven: dinsdag 15 JANUARI 2019 vanaf 08h00. Enkel via de Konsepttelefoon: 0473 93 86 71.

Stuur een sms met je naam en telefoonnummer. Je kan ook een boodschap inspreken met vermelding van je naam en telefoonnummer. Konsept zal je dan zo snel mogelijk contacteren.

Pas nadat Konsept je contacteerde, kan je het verschuldigde bedrag storten op de Konseptrekening IBAN  BE56 3200 6929 8688  -  BIC  BBRUBEBB  en is je inschrijving definitief.


Leden Konsept:  42 €; niet-leden: 52 €  (Leden hebben voorrang)
Graag duidelijk vermelden voor wie je inschrijft

donderdag 22 november 2018

LIDMAATSCHAP KONSEPT 2019



Als Vriendenkring van de ABK Mortsel organiseert Konsept  niet alleen dagreizen naar binnen- en buitenlandse musea, jaarlijks een meerdaagse studiereis, maar kopen we ook didactisch materiaal aan voor de ABK, organiseren we mee de opendeurdagen, werken we volop aan de digitalisering en  ontsluiting van de bibliotheek en houden we de vinger aan de pols bij het aankopen van nieuwe kunstboeken.

Konsept is geïnteresseerd in wat oud-studenten verder op artistiek vlak presteren en betrekt hen regelmatig bij een boeiend project;

Konsept helpt bij de realisatie van voordrachten en tentoonstellingen;

Konsept ondersteunt projecten en maakt gastcursussen mogelijk waaraan leerlingen en vriendenkringers kunnen deelnemen;

Konsept tracht ook de drempel tot de ABK te verlagen voor kwetsbare en moeilijk bereikbare kinderen, jongeren.





Het lidmaatschap blijft ook in 2019 onveranderd:

Lidgelden:

- individueel lid: 5€
- gezinslid: 5€
- erelid*: 30 €

Konseptrekening:

Iban BE 56 3200 692986-88
BIC: BBRUBEBB





*Ereleden ontvangen een premieplaat, jaarlijks door een van de leerkrachten in een beperkte oplage ontworpen.

Het lidmaatschap van Konsept loopt van 1 januari t/m 31 december en biedt o.a. reductie op alle reizen!

Wie sponsort (vanaf 125 €), is eveneens erelid.en krijgt met haar/zijn (bedrijfs)logo een permanente visibiliteit op deze blog.


Graag duidelijk vermelden voor wie u lidgeld betaalt!

KAREN VAN VLASLAER ONTWERPT PREMIEPLAAT VOOR ERELEDEN KONSEPT 2019


PREMIEPLAAT 2019

KAREN VAN VLASLAER

VOOR ERELEDEN KONSEPT




"Het werk is ontstaan vanuit de dingen waar ik de laatste tijd  mee aan het werken ben. De pop ‘Alma Mahler’, deze is in opdracht van Oscar Kokoschka gemaakt door Hermine Moos. Het contrast tussen vrouw en pop, het beeld tussen werkelijkheid en ideal beeld van een vrouw of in mijn persoonlijk geval vrouw zijn.
Deze werken zijn voornamelijk ruimtelijk, de karton drukken zijn een vertaling van die ruimtelijke werken".


Techniek: een karton druk op toegevoegd gekleurd papier en een droge naald op gekleurd papier en deel van basis papier
De gekleurde papieren zijn Japans, de ondergrond is een zerkall karton van 250 g

Karen Van Vlaslaer


woensdag 21 november 2018

KONSEPTREIS OKTOBER 2018 (UNNA, ERFUIRT, LEIPZIG): EEN VERSLAG VAN DIRK VERHAEGEN

KONSEPTREIS OKTOBER 2018 (UNNA, ERFURT, LEIPZIG)

4 OKTOBER

Busreis op weg naar Unna. Leeslichtjes, slaaplichtjes en de lichtkunst in het vooruitzicht. Ik lees verder in "Driemaal bij dageraad” van Alessandro Baricco. Het onmogelijke wordt in dat boekje met drie verhalen geloofwaardig gemaakt. Gelezen, uitgelezen. Reisdocumentatie ter beschikking: een boterham inspirerende deskundigheid. Kruimeltjes op de schoot. Plasstop.

(c) J. Van der Mueren
Het is even zoeken in Unna. Nipte manoeuvres in al te smalle straten. Een boze fietser ontwijkt. Een wandeling brengt ons bij het "Zentrum für internationale Lichtkunst". Op de voorgevel in kapitalen: "Mehr Licht". Het museum is gebaseerd op een bestaande private collectie en wordt aangevuld met nieuwe aankopen en specifieke tentoonstellingen. De werken die we te zien krijgen zijn van bekende hedendaagse kunstenaars en zij hebben meestal een spectaculair karakter. Het museum is gesitueerd in een voormalige brouwerij: een gigantisch complex van labyrintische gangen, trappen, koelruimtes en vergaarbekkens. Ongewenste nattigheid blijkt een terugkerend probleem. We worden verwittigd: het parcours zal enige fysieke moeite kosten. Er zijn geen vensters, het is immers vooral de duisternis die de lichtkunst verwelkomt. "Wijds schitterend, diep onder de aarde stralend”, zo prijst het museum zichzelf aan. Dat kan trouwens ook over de prehistorische rotskunst gezegd worden, indertijd in onderaardse duisternis bij schimmig fakkellicht gemaakt. Niet afdwalen. Een zigzaggende metalen passerelle leidt ons over een werk van de conceptuele kunstenaar Joseph Kosuth. De tekst in neonletters is van Heinrich Heine: "Der Mensch braucht nur seinen Gedanken auszusprechen, und es gestaltet sich die Welt, es wird Licht oder es wird Finsternis, die Wasser sondern sich vom Festland, oder gar wilde Bestien kommen zum Vorschein. Die Welt ist die Signatur des Wortes." Het woord dat de wereld creëert: zowel bijbelse echo’s als romantisch idealisme. Fragmenten en spiegelingen: dat is dan weer hedendaagse verwarring. Heine, geassimileerde jood, protestant, wereldburger, profeet. De Deen Olafur Eliasson evoceert met hoogtechnologische middelen romantische natuurervaringen: watervallen, regenbogen, licht. Mijn voorkeur gaat naar het magistrale "Tunnel of Tears" van Keith Sonnier. Een wirwar van e-vormige lussen hangt onder de tongewelven boven onze hoofden, eerst in warme en vervolgens in koude kleuren gegroepeerd. De gids maakt ons attent op het wonder van de complementaire en successieve contrasten. Onze ogen en hersenen die de wereld en het kunstwerk mee scheppen. Dat is ook duidelijk bij de mysterieuze, objectloze kleurruimtes van James Turrell. Het licht als een diffuse, desoriënterende nevel. Feit en fictie. Na de aan het minimalisme en de monochromie verwante James Turrell trakteert Christian Boltanski ons met zijn kinderlijk-speelse schimmenspel op een figuratieve "Dodendans”. Angsten uit de kindertijd, artistiek tot nieuw leven en tot loutering gewekt. Rebecca Horn haar ”Lotusschatten" is een mechanisch kronkelend buizenstelsel van rood koper, glas, staal en licht. Het via conische monden geprojecteerde en gereflecteerde licht vergezelt en herschept het levende kunstwerk op de omgevende wanden. De boventonen van componist Hayden Chisholm, die het kunstwerk begeleiden, komen de overigens uitstekende gidsbeurt niet ten goede. Blendid is de naam van een Nederlands artiestenduo. Hun "TouchMe" nodigt de bezoekers uit om het kunstwerk mee tot stand te brengen. De verticale glazen wand kan als een grote fotokopieermachine onze houdingen, gezichten en handen registreren en de resultaten toevoegen in een continue, immer aangroeiende voorstelling. We merken dat vooral heldere kleren en handen goed tot hun recht komen. Hedendaagse handen, ook dit zijn echo’s van prehistorische rotskunst.
Het is even zoeken in Unna. Nipte manoeuvres in al te smalle straten. Een boze fietser ontwijkt. Een wandeling brengt ons bij het "Zentrum für internationale Lichtkunst". Op de voorgevel in kapitalen: "Mehr Licht". Het museum is gebaseerd op een bestaande private collectie en wordt aangevuld met nieuwe aankopen en specifieke tentoonstellingen. De werken die we te zien krijgen zijn van bekende hedendaagse kunstenaars en zij hebben meestal een spectaculair karakter. Het museum is gesitueerd in een voormalige brouwerij: een gigantisch complex van labyrintische gangen, trappen, koelruimtes en vergaarbekkens. Ongewenste nattigheid blijkt een terugkerend probleem. We worden verwittigd: het parcours zal enige fysieke moeite kosten. Er zijn geen vensters, het is immers vooral de duisternis die de lichtkunst verwelkomt. "Wijds schitterend, diep onder de aarde stralend”, zo prijst het museum zichzelf aan. Dat kan trouwens ook over de prehistorische rotskunst gezegd worden, indertijd in onderaardse duisternis bij schimmig fakkellicht gemaakt. Niet afdwalen. Een zigzaggende metalen passerelle leidt ons over een werk van de conceptuele kunstenaar

Op weg naar Erfurt: een ongewoon lange tunnel brengt ons uit de tijdelijke duisternis in een onverwachte, dichte mist. James Turrell blijft ons volgen. Aarzelend zonlicht. Opklaring.

Ons hotel ligt aan de Juri Gagarin Ring. We krijgen onze kamer op de elfde verdieping en er zijn er dertien. De liften zijn wat onwillig. Na het avondmaal is er tijd voor een wandeling richting Altstadt. De zon staat reeds laag, het wordt stilaan schemerig. Gildehuizen, patriciërswoningen. Trapgevels en halsgevels. Het oude gotische stadhuis. Een kermismolen en een groot rad. Reeksen kermislichtjes in het donker. Rommelige straatwerken. Knus aanhangen, struikelangst. De Krämerbrücke, bebouwd met een prachtige schakeling vakwerkhuizen. Ons gezelschap bevestigt: de Gera is hier een beetje de Dijle in Leuven en onder de Ponte Vecchio vloeit de Arno in Firenze. In elke reis leven eerdere reizen mee. Spaarzaam licht onder de bogen. Tijd voor een nachtelijk terrasje bij dit zomerse oktoberweer. Hier en daar installeren buren of vrienden zich met hun drankjes bij de eigen voordeur: echte cultuur. Gezondheid!

5 OKTOBER

(c) J. Van der Mueren
Op weg naar Leipzig. Heuvels, akkers, zonnepanelen, formaties hedendaagse windmolens. Oude kastelen op een berg. De geometrie van een oude fabriek: Qualitätsmehle. Leipzig, 10 uur 's morgens. Grassi Museum. De geschiedenis van het museum gaat terug tot de negentiende eeuw. Het huidige uitzicht in sobere art deco dateert van 1925-29. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het museum grotendeels vernietigd; in 1946 werd het getrouw herbouwd tot "Culturele lichtbaken”. Hoekige arcaden, binnenpleinen, rozige hardsteen. Wisselende perspectieven. Trapzaal met achttien vensters naar ontwerpen van Josef Albers. Reeds in de vroege jaren twintig maakte hij als student aan het Bauhaus verrassende assemblages met glas dat hij verzamelde op het stort van Weimar. De glasramen in de trapzaal dateren van enkele jaren later en passen in de rationalistische sfeer van het latere Bauhaus te Dessau waar hij inmiddels "Meister" was. Glasplaten worden in lagen versmolten en met sjablonen in wisselende variaties bewerkt tot ritmische patronen. Wat we zien zijn getrouwe reconstructies. Ook de zogezegde originelen werden door gespecialiseerde bedrijven vervaardigd, naar Albers exacte werktekeningen. We moeten ons beperken, het museum is immens. Ik heb zeer goede herinneringen aan de etnografische afdeling die we elf jaar geleden bezochten. We kiezen vandaag voor de afdeling toegepaste kunst. Aardewerk, textiel, glas. Romeins glas, Boheems glas. Flonkerende transparantie en kleurig email. Ter afwisseling een anonieme vijftiende-eeuwse "Corpus Christi" in lindehout. Tijdloos expressionisme. De belichting zorgt voor extra distorsie. De verkrampte esthetiek van het lijden. Een grappig intermezzo: een zestiende-eeuws houten ledenpoppetje wordt als object getoond en komt tot leven dank zij een speelse videoanimatie. Een volledige zaal met de ernst van Piranesi: van documentair en archeologisch tot fantastisch visionair met de unieke reeks ”Carceri”.


Even verder herkennen we het fascinerende "Denkmal für Haubold  Adam Friedrich Oeser.
(c) D. Verhaegen
We zagen het met Konsept op de tentoonstelling "Hinter dem Vorhang” in Bonn. Het is de marmeren buste van een gesluierde vrouw, symbool van treurnis en weemoedig terugdenken. Op de zandstenen sokkel verwijst Plato’s boek "Phaidon" naar de onsterfelijkheid van de ziel. Het kunstwerk overtuigt zowel door de verbluffende technische krachttoer -gebeeldhouwde schijntransparantie!- als door de emotionele intensiteit: gedachten aan de krachten der vergankelijkheid zowel als aan de krachten van liefdevolle herinnering. We zoeken vervolgens de modernen, die willen we niet missen. Christopher Dresser is als pionier van het moderne industriële design met meerdere vitrines vertegenwoordigd. Hij was in Glasgow geboren, studeerde botanica, reisde en studeerde in Japan, ontwierp porselein, behangpapier en vooral baanbrekende metalen huisraad. Het is Bauhaus avant la lettre. Een greep in de vlucht: Konrad Geldmacher met "Schreibtischgarnitur”, gedateerd 1915. Oscar Schlemmer zijn kleurige dansmens in de ruimte, nu gereduceerd tot speelgoedformaat. Een wandbehang in Bauhausstijl van Erwin Hahs.









(c) D. Verhaegen

In de afdeling Deens Design  ontmoeten we alweer een oude bekende: Bodil Manz. Haar werk bestaat uit flinterdun transparant porselein, met zowel aan de buiten- als aan de binnenkant fragiele geometrische decoraties, die zich in transparante mengingen laten lezen. Technische perfectie, teder licht, sublieme poëzie. We zagen haar op een vorige Konseptreis in Sèvres met dezelfde bewondering.

Tijd voor een voorlopige, vluchtige stadswandeling. Het Kroch-Hochhaus met horloge en klokkenluiders. "Omnia Vincit Labor”. Het dateert uit 1928 en was daarmee het eerste torengebouw in Leipzig. Universiteitswijk met Paulinumkirche, Neus Augusteum en Schinkelpoort. Nashmarkt. Mädlerpassage. Auerbachs Keller waar Goethe graag wijn dronk en inspiratie vond voor zijn "Faust". Bezoek aan het Altes Rathaus, voor de gelegenheid half verpakt voor restauratiewerken. Een rondkijk in het Stadtgeschichtliches Museum. Bach, hier vijftig jaren oud, geschilderd door Elias Gottlob Haussmann, de officiële portrettist van Leipzig. Honger en dorst. Terrasje op de Nashmarkt bij het Goethe-monument.

Stalinistische woonblokken: werkmanspaleizen. Rüssische Gedächtniskirche: oosterse schittering. De bus brengt ons naar het Völkerschlachtdenkmal. De architect is Bruno Schmitz. Granietporfier en beton. Het kolossale monument werd voltooid in 1913, honderd jaar na de Slag bij Leipzig. Het staat op de plaats waar Napoleon zijn troepen aanvoerde. Het herdenkt de meer dan honderdduizend doden en pretendeert een monument te zijn voor vrede, vrijheid, internationaal begrip en Europese eenheid. Voor mij is het vooral luguber. Het weer is zomers. Met de lage zon is het oppassen geblazen.


(c) J. Van der Mueren
De BMW-fabriek. Het centrale gebouw staat op scheve poten. De architectuur van Zaha Hadid verbindt de verschillende bestaande productiezones. Functie en representatie gaan hand in hand. De onvoltooide BMW-karkassen, verlicht met blauw led-licht, passeren in de hoogte op transportbanden op weg naar verdere afwerking. Eenmaal voorbij de hal is fotograferen uit den boze. We krijgen koptelefoons en volgen de gids. Een educatief filmpje toont de uitzonderlijke kwaliteiten van Hadids bekroonde ontwerp. We moeten onze tassen achterlaten, de deur wordt afgesloten. We krijgen het nieuwste BMW-model te zien. Eén iemand durft de prijs vragen: moeilijk te zeggen, te bepalen na personalisatie. We komen niet in de productiezones, de rondleiding blijft beperkt tot Hadids architectuur. We krijgen een stuk experimentele betonwand te zien met onvolkomenheden: er moest eerst geoefend worden. Van de lastdragende wanden, bodems en niveaus is al het beton ter plekke gegoten, en naar Hadids welbekende signatuur is het nergens gelijk. Het dak bestaat uit stalen balken en ruimtelijk rasterwerk terwijl de buitenwanden van glas zijn of van golfplaat. De transportbanden verbinden zones, de architectuur verbindt bedienden en arbeiders. De burelen mochten oorspronkelijk geen planten bevatten. Men heeft die conditie niet helemaal gevolgd. Alles is open. De auto’s passeren als in een hypnotische slaap. Het personeel ziet ze zelfs tijdens de maaltijd passeren. Geen carwash maar brainwash. Het hangertje van de koptelefoon mogen we houden.


6 OKTOBER

Thomaskirche. Buiten kijkt Bach ons van op zijn voetstuk met een frons aan. Wat komen jullie hier doen? In de oude Thomasschule, die in Bachs tijd vlak bij de kerk stond, woonde en componeerde hij. Het was er bouwvallig, lawaaierig en ongezond. Naar het schijnt had hij bij het componeren wel mooi uitzicht op lusthoven, siertuinen en boomgaarden. Bij het kerkportaal hangt op de zijgevel een banier: "Motette: Worte in Musik, Musik in Worten". Met andere woorden: hoogtepunten van westerse polyfonie, twee keer per week voor 2 Euro. De gotische Thomaskirche is meermaals herbouwd. Ik heb een boontje voor de gepolychromeerde kruisribgewelven. Simpele polychromie ontmoet complexe polyfonie. Ook de sobere glasramen -discrete variaties- genieten mijn appreciatie; daarentegen ben ik niet de enige die dat ene hedendaagse glasraam volkomen misplaatst vindt. Bach was in de Thomaskirche cantor van 1723 tot aan zijn dood in 1750. Cantor, dat was in de eerste plaats voorzanger zijn. Bach had ook heel wat andere taken: hij had de leiding over meerdere koren en stond in voor de opleiding en selectie van zangers en muzikanten. Hij componeerde in opdracht kerkelijke en profane muziek. Hij was onwaarschijnlijk productief, vooral wanneer men bedenkt dat een aanzienlijk deel van zijn werk verloren ging. Zijn orgelspel en vermogen tot improvisatie werden gewaardeerd en geprezen. Het blijft echter de vraag in welke mate men ook zijn genialiteit besefte. Bij zijn aanstelling was hij derde keus. De eerste opvoering van de "Matthäus-Passion" in deze Thomaskirche maakte blijkbaar geen bijzondere indruk. Zelfs zijn latere "Musikalisches Opfer”, opgedragen aan de verlichte despoot Frederik de Grote en nu beschouwd als een hoogtepunt van "absolute muziek”, bleef indertijd zonder respons. Bach was ook voortdurend slachtoffer van beledigende rivaliteiten. Reeds in zijn tijd was zijn ernstige, gecompliceerde muziek ingehaald door nieuwe modes: emotie, eenvoud en natuurlijke expressie kregen tijdens zijn leven de voorkeur. Hij kreeg soms vernietigende kritieken. Bachs mathematische schoonheid, aan wetenschap verwant, was in zijn tijd zowel te oud als te nieuw. Bach laat ons goed nadenken over creativiteit. Het methodische creëren, de balans tussen theorie en praktijk, het omgaan met opdrachten en beperkingen schijnen bij hem de creativiteit nergens in de weg te staan. Voor ik het vergeet: in Bachs tijd waren er in Leipzig reeds straatlantaarns.

(c) D. Verhaegen
We vervolgen onze wandeling. Steegjes, passages, winkelpanden. De Joodse Synagoge werd in 1938 door fascisten in brand gestoken. Een sober monument herhaalt het grondplan en 140 lege bronzen stoelen zijn stille getuigen. Dit monument is de antipode van het Völkerschlagtdenkmal.










(c) D. Verhaegen

We komen bij de Alte Nicolaïschule waar Leibnitz en andere beroemdheden studeerden of les gaven, en vervolgens bij de classicistische Nicolaï Kirche met haar witte banken en pastelkleurige zuilenvegetatie. Buiten staat eenzelfde zuil als symbool voor vrede en geweldloze revolutie. Hij schraagt het hemelgewelf van de hoop.





(c) J. Van der Mueren
We komen bij het Museum für Bildende Kunst. Glazen wanden, vergelijkbaar met ons MAS. Gekleurde stoeltjes binnen en buiten, een vriendelijk welkom. Hout, beton, glas. De al te grote ruimtes blijven iets 19e eeuws hebben. We ontmoeten de oude bekenden die nooit vervelen: Courbet metselt de rotsen waartussen de rivier haar weg zoekt (en ook dit kan een origine du monde zijn…), Daubigny laat wasvrouwen en wolken atmosferisch rijmen en J. F. Millet schildert kliffen ter ere van zijn geboorteplek. Een "Storm” van Rubens heeft iets van een anamorfose. Een "Woelige zee bij avondlicht" (1670!) van Ludolf Backhuysen doet zonder meer denken aan C. D. Friedrich. Verdiepingen, tijdperken. De Neue Leipziger Schule met reusachtige doeken van Neo Rauch: hij vertelt geen officiële waarheden, hij ondervraagt eerder zichzelf. De outsider en vervolgde Gil Schlesinger spreekt me met intiemer werk meer aan: bijvoorbeeld met het gammele ”Joods kerkhof”. Het is wat heen en weer in soms al te grote zalen. Opnieuw oude meesters. Een ”Biddende man” van Jan Van Eyck, een zoveelste naakte nimf van Cranach en van Guardi een zicht op Venetië dat aan alle clichés ontsnapt. En last but not least van El Greco een ”Annunciatie”. De schaduw van de Engel wil wellicht het lijden van Jezus voorspellen. Twee imponerende zalen met werk van Max Klinger. In de grootste zaal staat centraal de monumentale Beethoven-figuur. In 1902 was het beeldhouwwerk het middelpunt van een Beethoven-tentoonstelling van de Wiener Secession. Het was een ruimtelijke schepping, een hulde aan de harmonie en de schoonheid. De Weense kunstenaars hadden grote bewondering voor Max Klinger, voor zijn werk en ook voor zijn geschriften die in hun eigen kunstbeschouwing klaarheid brachten. De samenwerking van alle beeldende kunsten kwam overeen met wat Wagner in zijn muzikale drama’s nastreefde, aldus Max Klinger. Op diezelfde Weense expo in 1902 was ook de beroemde "Beethoven-fries" van Klimt te zien, en, helemaal anders, twee witte, volledig abstracte, geometrische gipsreliëfs van Josef Hoffmann. Mathematische soberheid. Witte fuga’s zo men wil, voorbij de pathos, in hun absoluutheid eerder een hommage aan Bach dan aan Beethoven. Terug naar onze zaal in Leipzig. Max Klingers grote schilderij "Het blauwe uur” wordt als een meesterwerk beschouwd. Tegenover het mysterieuze blauw de warme gloed, oplichtend op het staande naakt en beneden vulkanisch smeulend onder de rotsen. Klinger raakte in de vergetelheid. Al te hoogdravende pathos? Overdreven materiaalweelde? Kitsch? Arische soft porno? De surrealist Max Ernst had in elk geval grote waardering voor die dichterlijke halfdromen.

Baumwollespinnerei. Recyclage van industriële gebouwen. Ik hou het kort: in deze discrete melancholie zou ik graag wonen.
In de winkel voor kunstenaarsbenodigdheden kies ik een blok "Hahnemühle Burgund 250g rau”, en dat is meteen een aanbeveling. De tuin van de vroegere fabrieksdirecteur kan even de onze zijn. Zicht op de achtergevel met veranda. Herfstlicht in de wijn. Op weg naar Erfurt een onwaarschijnlijke zonsondergang.

7 OKTOBER

Op weg naar Kassel. Vaag zonlicht. Herfstkleuren. Heuvels, glooiingen, bosjes. Bomen langs de beken. Kale, rozige akkers. Hooirollen. Een brug in aanbouw. Een afgedankt treinstation. Kassel: Neue Galerie, in neorenaissancestijl, gelegen aan het zogenoemde "Schönen Aussicht". Werken uit de 19e, 20e en 21e eeuw. Schilderijen, beeldhouwwerk, nieuwe media. Een oude verzameling aangevuld met moderne en hedendaagse werken tijdens de vele Documenta’s. Van Carl Rottmann een indrukwekkende "Apollotempel in avondgloed”. Iemand noemde hem indertijd een "Titaan als Beethoven". Lodewijk I van Beieren was zijn opdrachtgever en sponsor. Hij schilderde met geschiedenis beladen landschappen, klassiek geschoold en romantisch doorleefd, zonder echter de picturale bravoure van een Turner. Het is het vermelden waard dat er bij de landschapschilders heel wat theorie hoorde. Sommigen vonden dat landschappen de aarde en de cultuur wetenschappelijk in beeld moesten brengen. Effectbejag met stormen en vulkaanuitbarstingen werd daarbij als misplaatst beschouwd. De romantiek van zijn kant gaf wel de voorkeur aan het sublieme en gevoelsmatig doorleefde. Met de school van Barbizon kwam het intieme landschap. Alweer een Courbet: een somber-sobere "Weidehelling bij Ornans”. Landschap zonder geschiedenis of anekdote, realisme op de helling van het abstracte.


(c) D. Verhaegen
"Bild mit Gittermotiv" (1914) van Georg Muche is een vroeg abstract werk, opvallend kleurrijk en krachtig. In dezelfde zaal een patchwork-achtig, vurig rood-bruin schilderij van de "kosmische communist" Otto Freundlich. Dat zijn abstracte werken op glasramen lijken is geen toeval. In 1914 werkte hij in een toren van Chartres mee aan de restauratie en bestudeerde er aldus de middeleeuwse glaskunst. als Jood en ”ontaard kunstenaar" werd de zeer vredelievende Freundlich in 1943 vermoord in Sobidor.




(c) D. Verhaegen
Heel wat minder abstract is een flink gevorderde "Amor en Psyche" van Auguste Rodin. Picturale bravoure krijgen we in extremis bij de heftig geschilderde ”Walchensee, Landschaft mit Kuh” van Lovis Corinth. Het behoort tot de toppers van het museum, evenals Josef Beuys "Das Rudel”. Uit een afgedankt VW-busje vertrekt een formatie sleden voorzien van warme, helende en oriënterende attributen. Met de nodige opwinding ontmoeten we enkele persoonlijke artistieke vrienden. In de regionen van het bijna wit, in gezelschap van Raimund Girke, Ben Nicholson, Antonio Calderara en Jan Schoonhoven een schilderij uit 1973-74 van de abstracte, gestuele impressionist Thomas Kaminsky.






(c) D. Verhaegen

En in een verdere zaal, in de nabijheid van Günter Fruhtrunk, Mario Merz en Alf Lachauer een sterke paars-witte ”Malatesta, diptiek" van de uit Roemenië afkomstige Nürnberger Diet Sailer. Reeds in de jaren zestig was zijn geometrische "concrete” kunst de antipode van het van staatswege opgelegde sociaal realisme. Het geprogrammeerde toeval speelt, net als bij François Morellet of John Cage, een kapitale rol in zijn werk. Van 1980 tot 1990 organiseerde hij in Nürnberg een reeks tentoonstellingen onder de noemer KONKRET. In 1987 was ik een van de deelnemende kunstenaars. Diet Sailer stelde ook meermaals tentoon in de Antwerpse galerie Jeanne Buytaert.






In het Museum Folkwang te Essen bezoeken we de tentoonstelling "Unheimlich real: Italienische Malerei der 1920er Jahre", een tentoonstelling met 80 schilderijen die tot het Magisch Realisme worden gerekend. Realistische tendensen duiken na de eerste wereldoorlog zowat overal op. In Italië geven Giorgio de Chirico en Carlo Carrà de toon aan, de eerste met zijn metafysische schilderkunst met bevreemdende lege pleinen, de tweede met een terugkeer naar de traditie. Ook Gino Severini heeft de eerdere futuristische experimenten op zijn manier ingeruild voor scènes met pierrots en harlekijns. Pablo Picasso kijkt hier om het hoekje.



(c) D. Verhaegen
Bij Felice Casorati zijn ”Silvana Cenni" ligt de klemtoon op geometrie en formele klaarheid. Hij schildert met tempera, wat een mat effect geeft, en inspireert zich nadrukkelijk op Italiaanse meesters als Piero della Francesca. Dat blijkt uit de monumentale symmetrie, het eivormige hoofd, de gesloten ogen en bovenaan de doorkijk op een berglandschap met middeleeuwse architectuur. De absolute klaarheid schept paradoxaal genoeg een bevreemdende wereld. Het schijnbare realisme brengt hem in feite bij het metafysische. Al even bevreemdend zijn van dezelfde kunstenaar de "Scholieren" en een klein, nagenoeg abstract stilleven met "Citroenen en pijpen". Een boek over Casorati vat het met de titel "Depingere il Silenzio" (De stilte schilderen) goed samen. "De wasvrouwen" van Antonio Donghi lijken van hun kant een tijdloos ritueel te beoefenen. Zoals de meeste hier tentoongestelde kunstenaars was Donghi een onbekende naam voor mij. Op het internet zie ik van hem "Il Duce", te paard als een middeleeuwse hertog. De verwikkeling met het fascisme roept vragen op en remt het enthousiasme. Maar de realiteit blijkt niet zo eenduidig. Er waren ook radicale anti-fascisten bij en sommigen stierven zelfs in een concentratiekamp. Catalogus en begeleidende debatten pretenderen opheldering in plaats van versluiering. In haar geheel is deze tentoonstelling schitterend. Opmerkelijk is de kwaliteit van voor ons nagenoeg onbekende namen.

De vaste collectie in het Museum Folkwang verdient tot slot een zoveelste rondgang. Een allermooiste Paul Cézanne, de abstractie nabij. De vlijmscherpe regenboog van Caspar David Friedrich. Lichtspel boven en onder de boog. Ik hou het kort en beperk mij nog verder tot twee lichtende voorbeelden. Van Max Ernst de blauwe hulde aan de ”Duistere goden”. En van Robert Delaunay een schitterende "Cirkelvormen" uit 1912-1913. De zon die rond is, de maan die rond is, het oog dat rond is, de horizon die rond is, de regenboog die rond staat. Kunst in de regenboog. En weken later, na Scheveningen en Rotterdam de maan met geel-blauw halo in de koude nacht. Licht in de duisternis, in de ijle nevels van ijskristallen. Fysisch licht. Metafysisch licht. En Antje Weithaas speelt nu op Klara een "Partita" van Bach. Er is geen twijfel, het is maar dank zij onze reis dat ik dit zo intens ervaar. Ik denk dat Bach nu glimlacht op zijn sokkel in Leipzig.

Dirk Verhaegen
oktober-november 2018

woensdag 14 november 2018

DIRK VERHAEGEN VERTAALT ANONIEM DOCUMENT UIT - HELGA LUKOWSKY: JAWLENSKYS ABENDSONNE, DER MAHLER UND DIE KÜNSTLERIN LISA KÜMMEL

De lievelingskleuren van Jawlensky


Begin jaren zeventig, in de tijd van de algemene bouwhausse, heerste in Wiesbaden de kaalslag. Dorpen van rond de eeuwwisseling werden gesloopt en betonnen meergezinswoningen kwamen in de plaats. In een van deze gebouwen werd de stilte in de gangen van de ingewikkelde doolhof iedere keer onderbroken. Een oudere vrouw, mevrouw Schaak-Matje, waggelde met een blauwgroene waas over het gezicht de trappen af. Ze kraste met duister-schorre rokersstem, belde woest bij de buren en zwenkte met een fles in de hand, wijn, cognac, whisky, rum, als het maar alcoholisch was. Bezopen leek ze goedmoedig. Dat veranderde echter wanneer haar de geschiedenis van haar erfenis voor de geest kwam. Dan zwol ze op in onverwachte woede als een aanvalsklare cobra, wiens doel de dodelijke beet is. Ze vertelde op giftige toon de geschiedenis van haar gereduceerde erfenis. Het feit dat ze in dit gemeenschappelijke woonblok moest leven, was uitsluitend de schuld van haar tante. Had haar tantetje maar een vonkje fatsoen gehad, de erfenis bijeen te houden, dan woonde zij niet hier, aldus mevrouw Schaak-Matje.

Tantetje werd op zeventienjarige leeftijd de verloofde van nonkel, waarmee ze later een gelukkig, zij het kinderloos huwelijk had. De man zou wel graag kunstenaar geworden zijn, maar het ontbrak hem aan talent en moed. Hij had een goed oog voor echte kunstenaars en ondersteunde ze zo goed als hij kon. Het meest vertrouwd was hij met de schilder Alexej Jawlensky, met wie hij een vertrouwelijke vriendschap onderhield. De nonkel kocht van zijn vriend af en toe een olieverfschilderij in gloedvolle kleuren, waarbij zij beiden een zekere voorliefde vertoonden voor de kleuren blauw en groen.

Het gebeurde meermaals dat de schilder verleid werd tot een kosteloze vakantie in de vooralpen, waarbij als wederdienst de helft van de tijdens het verblijf ontstane schilderijen bezit werden van de nonkel. Ze vulden wanden, gangen en zolders en maakten tantetje, die zich, zoals zij het noemde, aan dat bonte geklieder niet warmen kon, radeloos.

De schilder stierf, de nonkel stierf, tantetje overleefde. Ze werd mummie-mager en zichtbaar zonderling. In plaats van aan haar, haar nicht, te denken, zo vertelde mevrouw Schaak-Matje, viel ze als 82-jarige voor de flair van een 36-jarige docent. Tantetje overleefde door „Vertroostingen”, zoals ze dat noemde. Voor een nacht met een mummie, zo zou de docent zich hebben uitgedrukt, was een schilderij van Jawlensky een correcte prijs. Voor haar dood moest tantetje in het geheel meer dan vijftig „vertroostingen” ontvangen hebben en de trooster
evenzovele Jawlensky’s van haar in ontvangst hebben gekregen. Als de vraag kwam, met hoeveel Jawlensky’s de docent zich uiteindelijk versliep, sloeg mevrouw Schaak-Matje steeds van woede alcoholische voorraad naar binnen. Het was een bodemloze onbeschaamdheid, de totale erfenis, op twee onder de vloer ontdekte schilderijen na, verbrast te hebben. Het walgelijkste was, dat tantetje, aangesproken op haar onwaardige activiteit, zich in geen geval de nachtelijke diensten van de docent ontzeggen kon.

Eigenaardig, mevrouw Schaak-Matje scheen zich over tantetjes gereduceerde nalatenschap niet te verheugen, terwijl het nog altijd een begerenswaardig vermogen vertegenwoordigde. Haar woede over tantetjes verkwiste nalatenschap had groeven van teleurstelling in haar gezicht gekerfd. Het scheen alsof de lievelingskleuren van Jawlensky zich op haar toornige gezicht hadden uitgesmeerd: ze had zich groen en blauw geërgerd.



anoniem document opgenomen in:
Helga Lukowsky: Jawlenskys Abendsonne, der Mahler und die Künstlerin Lisa Kümmel
Ulrike Helmer Verlag ISBN 3-89741-050-8
(vert. Dirk Verhaegen)

maandag 5 november 2018

STUDIEREIS ZONDAG 2 DECEMBER 2018 DEN HAAG: ALEXEJ VON JAWLENSKI - WASSENAAR: RETROSPECTIEVE ARMANDO

STUDIEREIS ZONDAG 2 DECEMBER 2018
DEN HAAG: ALEXEJ VON JAWLENSKI
WASSENAAR: RETROSPECTIEVE ARMANDO


ALEXEJ VON JAWLENSKY. EXPRESSIONISME EN DEVOTIE. GEMEENTEMUSEUM DEN HAAG


 
Vrouwenkop, 1911
Ver voordat in de westerse wereld spirituele en esoterische stromingen als new age en mindfulness populair worden, combineert Alexej von Jawlensky (1864-1941) met een open levenshouding het beste uit verschillende religieuze stromingen. De van oorsprong Russische kunstenaar ontwikkelt zich in München tot één van de belangrijkste Duitse expressionisten.
Gemeentemuseum Den Haag presenteert Jawlensky’s rijke oeuvre van landschappen, stillevens en portretten in een groot overzicht waarbij de nadruk ligt op de invloed van zijn spirituele beleving. In samenwerking met het Alexej von Jawlensky-archief in Zwitserland wordt voor het eerst ook uitgebreid aandacht besteed aan zijn liefde voor de muziek en de inspiratie die hij daarin vond.






Vriendschap en kruisbestuiving in München

 
Landschap Murnau, 1909
Na zijn afstuderen aan de kunstacademie in 1896 verlaat Jawlensky St. Petersburg om samen met zijn mecenas Marianne von Werefkin – een succesvol schilder- door Europa te reizen. Ze bezoeken ook Nederland. Hetzelfde jaar vestigen ze zich in München, in die tijd hét kunstcentrum van het noorden. Hier leert Jawlensky onder meer Kandinsky kennen, met wie hij een levenslange vriendschap zal onderhouden. Belangrijk is ook zijn ontmoeting met de Nederlandse monnik Willibrord Verkade die hem de ogen opent voor het laten samengaan van gevoel en waarneming. In de jaren die volgen leert Jawlensky het werk van Van Gogh, Gauguin en Matisse kennen waardoor hij zeer geïnspireerd raakt. Belangrijk zijn ook  de kunstenaars Werefkin, Kandinsky en diens partner Gabriele Münter. Met hen komt hij in de zomer van 1908 in het Duitse Murnau los van de academische tradities en impressionistische invloeden en leggen ze met hun emotioneel geladen landschappen de basis van het lyrisch expressionisme. Jawlensky’s werk is regelmatig op tentoonstellingen te zien en hij maakt kennis met Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie.
Later gaat hij zich ook verdiepen in de yogaleer. Jawlensky onderhoudt ook nauwe contacten met Wassily Kandinsky en Franz Marc, die onder de titel Der Blaue Reiter met publicaties en tentoonstellingen bezig waren. De internationale groep ontwerpt een nieuwe kunst voor de toekomst: felle kleuren in combinatie met decoratieve patronen, lijnvoering en ritme voeren de boventoon. Kunst wordt een expressie van pure emoties. Jawlensky gaat krachtige, monumentale portretten schilderen. Zijn Vrouwenkop uit 1911 is een van de publiekslievelingen uit de collectie van Gemeentemuseum Den Haag. Het gezicht is opgebouwd uit rood en blauw en de geelgroene ogen van de vrouw verbeelden een heftige gemoedstoestand.

Isolement in oorlogstijd en de weg naar abstractie


 
Heilandsgesicht Erwartung 1917
Tot zijn grote verdriet moet hij drie jaar na het schilderen van Vrouwenkop vanwege de Eerste Wereldoorlog Duitsland verlaten. In Zwitserland vindt hij een veilig verblijf; met Werefkin, vriendin Helene en hun zoon Andreas komt hij terecht in Saint-Prex aan het meer van Genève. Een klein kamertje wordt zijn atelier. Als een monnik in zijn ‘cel’ schildert hij telkens weer het uitzicht uit zijn enige raam en ontstaan zijn eerste Variationen: landschappen in heldere kleurvlakken op klein formaat. Wanneer hij Saint-Prex verlaat, blijft hij doorwerken aan deze serie steeds abstracter wordende landschappen. Ook zijn vrouwenkoppen gaat hij steeds meer vereenvoudigen. Deze “Mytische Köpfe” kijken de toeschouwer aan met grote ogen en zwarte pupillen. Het meditatieve aspect van de herhaling vormt een belangrijke spirituele impuls voor Jawlensky en het seriematige is een rode draad in zijn oeuvre. Wanneer hij door zware artritis wordt getroffen en verlamd raakt aan vingers en ellebogen, wordt hij gedwongen tot een nieuwe werkwijze: hij schildert met gestrekte armen en zijn penseel tussen zijn handen vastgeklemd. Zo ontstaan tussen 1934 en 1937 ongeveer duizend Meditationen, die ook klein van formaat zijn, vaak niet groter dan 18x13 cm.. Zijn zoektocht naar het mystieke, die in 1917 begon en zich manifesteerde in Mytische Köpfe en Heilandgesichter, komt in deze kleine werken tot een hoogtepunt.  Tot een paar jaar voor zijn dood blijft hij werken aan zijn Meditationen en bloemstillevens. Voor het eerst zijn in deze tentoonstelling een reisicoon, verschillende miniaturen en een Madonna-figuur uit het vroegere bezit van de schilder te zien. De tentoonstelling zal ook de betekenis van muziek voor Jawlensky's werk verkennen en presenteren op basis van archiefdocumenten.

De tentoonstelling is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Alexej von Jawlensky-archief in Zwitserland en Museum Wiesbaden, dat de grootste collectie Jawlensky in de wereld beheert. Voor de tentoonstelling wordt tevens samengewerkt met musea in Düsseldorf, Chemnitz, Saarbrücken, Bern en Edinburgh.


ARMANDO. MUSEUM VOORLINDEN, WASSENAAR





Directeur Suzanne Swarts: “We waren voornemens in 2019 met Armando zijn 90ste verjaardag te vieren. Het overlijden van Armando heeft ons allen geraakt. Wij willen niet langer wachten met deze tentoonstelling die een groot eerbetoon aan de kunstenaar zal zijn. Dit is het moment om het indrukwekkende oeuvre van dit iconische multitalent te delen met het publiek.”
 
Armando is één van de belangrijkste naoorlogse kunstenaars van Europa. Decennia lang werkte Armando aan zijn zeer persoonlijke en veelzijdige beeldende en literaire oeuvre. Zijn handschrift is expressief, zijn schilderijen pasteus en zijn sculpturen met veel kracht opgebouwd.
De kunstenaar is naast beeldend kunstenaar en schrijver bekend geworden als dichter, violist, acteur, journalist, film-, televisie- en theatermaker. Het ongemakkelijk samengaan van schoonheid en kwaad, melancholie en (on)macht zijn terugkerende thema’s in Armando’s oeuvre.


De wortels van Armando’s kunstenaarschap liggen, zoals hij zelf verklaarde, in zijn jeugd, in de Tweede Wereldoorlog. Hij groeide op nabij Kamp Amersfoort, een Duits doorvoerkamp, en als jongen stond hij langs de weg te kijken hoe de gevangenen vanaf het treinstation naar de barakken werden gebracht. Hij was gefascineerd door hun lot, door de manier waarop deze mensen hun wil was ontnomen – maar later besefte hij dat hetzelfde eigenlijk gold voor de jonge Duitse bewakers die de gevangenen begeleidden. Deze gebeurtenis, en andere uit die jaren (in zijn literaire werk duikt regelmatig de suggestie op dat hij in de oorlog zelf iemand zou hebben vermoord) vormden het fundament van Armando’s latere wereldbeeld waarin hij gefascineerd is door thema’s als beheersing en lotsbestemming – wat prachtig wordt samengevat in de klassieke, door hem zelf bedachte term ‘schuldig landschap’.


 
Schuldig Landschap

Twee elementen komen in zijn werk steeds terug: een fascinatie voor de verhevigde, geconcentreerde realiteit die bij uitstek opduikt in oorlogssituaties, en een krachtig verlangen het lot in eigen hand te nemen. Het maakte Armando’s werk romantischer dan dat van zijn tijdgenoten, en wars van iedere mode. Armando leek zich van niemand iets aan te trekken, en groef daarbij bijna terloops zo diep in de menselijke psyche dat zijn werk vaak als ongemakkelijk en confronterend wordt ervaren – ook al omdat hij nooit de uitweg bood van het moralisme. Voor Armando waren zelfs de meest tragische beelden en gebeurtenissen in de eerste plaats feiten.
Voorlinden toont in samenwerking met de Armando Stichting een groots overzicht met werk vanaf de Nul-periode uit de jaren zestig tot en met zijn laatste werken

PRAKTISCH 

Datum: ZONDAG  2 DECEMBER 2018.
Vertrek: 08h15 hoek Pulhoflaan – Grote Steenweg Berchem (halte tram 7 en 15)
Terug: omstreeks 18h30

Inschrijven: dinsdag 20 november 2018 vanaf 08h00. Enkel via de Konsepttelefoon: 0473 93 86 71.
Stuur bij voorkeur een sms met je naam en telefoonnummer. Je kan ook een boodschap inspreken met vermelding van je naam en telefoonnummer. Konsept zal je dan zo snel mogelijk contacteren.
Pas nadat Konsept je contacteerde, kan je het verschuldigde bedrag storten op de Konseptrekening IBAN  BE56 3200 6929 8688  -  BIC  BBRUBEBB  en is je inschrijving definitief.


Leden Konsept:  45 €; niet-leden: 55 €  (Leden hebben voorrang)
Graag duidelijk vermelden voor wie je inschrijft