vrijdag 22 oktober 2010

HOE PLAATST U EEN REACTIE BIJ EEN BERICHT?


Beste Konseptfan,


Deze blog biedt u de mogelijkheid om op elk bericht te reageren.

Hoe gaat dat in z'n werk:

- u klikt onderaan het bericht op reactie;
- plaats uw tekst in het witte veld;
- scroll bij 'profiel selecteren' naar beneden;
- kies het veld naam/url;
- vul in het naamvak uw voornaam en naam;
- klik op reactie plaatsen








Wie dit alles te omslachtig vindt, mailt gewoon zijn/haar reactie naar:

KONSEPT@SCARLET.BE

De blogmaster doet de rest!

Onderaan elk bericht ziet u het aantal reacties. U kan ze lezen door eenvoudig op reacties te klikken.

Wij zijn benieuwd naar uw massale reacties!!!!

woensdag 20 oktober 2010

HELENE VAN EVERBROECK OVER WIM DELVOYE, FELIX TIMMERMANS EN PIETER BRUEGEL

WIM DELVOYE ?

In Felix Timmermans Pieter Bruegel (1927) trof mij deze passage:

'En het teekenen bliksemde in zijn vingeren, maar bij God, geen papier, niets dan een verken!
En met een stuk blauw krijt teekende hij vlug, hartstochtelijk en duidelijk, op den rozen rug van een luiliggend verken, dit gulden galjoen, dat statig naar de geurige morgenlanden dreef.
"Maar dat houden die vetlappen niet tegen!" sakkerde hij, gonzend van geluk, toen hij zag, hoe goed het geteekend was.'

Geëindigd om 7 uren 's avonds, toen den Engel des
Heeren luidde op den St. Gommarustoren, op
den laatsten dag van 't jaar 1927, den
dag van St.Sylvester. God zij dank,
dat het af is geraakt; 'k heb er
lang aan gewerkt, maar er
veel geluk aan
gehad.

(uit: Felix Timmermans: Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken)
























Natuurlijk moest ik aan de getatoeëerde varkens van Wim Delvoye denken. Heeft de kunstenaar zich op Timmermans gebaseerd? Hebben anderen deze link reeds gelegd ? Blijkbaar niet en de kunstenaar zelf viel uit de lucht toe ik hem de passage voorlegde. Hoe verlopen creatieve processen ? Wat leeft in ons al dan niet collectieve geheugen ?
Uit welke bron put de schrijver en de beeldende kunstenaar? Ik wil de oorspronkelijkheid van Wim Delvoye niet betwisten maar met deze passage wordt Felix Timmermans toch een beetje actueler.

Hélène Van Everbroeck
Mortsel, 20 10 2010

dinsdag 19 oktober 2010

DIRK VERHAEGEN OVER DE VIERDAAGSE STUDIEREIS KONSEPT HERFST 2010

KONSEPTREIS HERFST 2010

DONDERDAG

Soms zijn we in gedachten het reizen voorop, en soms moeten we het in gedachten bijbenen. Op zeldzame momenten houden gedachten en reële ervaringen gelijke tred. Nog zeldzamer zijn de momenten waarop
we in pure ervaring één zijn met het universum.

We vertrekken met regen en het regent de hele weg. Het regent verder in mijn halfslaap. Dommelen, kuchen en neussnuiten. Dafalgan. Fisherman's Friend. Af en toe vat ik moed en lees ik in mijn boek. Ik lees over geopoëten en pelgrims van de uitersten. Over utopie en 'atopie'. Geen gericht zijn op het hemelse. Geen gericht zijn op een verre toekomst. De lijnen van de aarde lezen als basis voor een echte, open cultuur. Ik mag niet vergeten dat onze reis een landschap zal zijn, een landschap van bergen en rivieren. Een landschap dat ook een cultureel landschap is, in de tijd gevormd, complex en -nooit te vergeten- in vele opzichten grensoverschrijdend.

We krijgen een pak documentatie. Over de wijncultuur in Duitsland, over Arp, over het sacrale vorstendom, over de investituurstrijd en over de Romaanse kunst. Van Cees Nooteboom is er een mooie tekst over Tiepolo. Ook Nooteboom reist in een landschap, leest de lijnen van de wereld:

“Rijdend door Duitsland beleef ik de overgang van ets naar fresco. Bij het Siebengebirge strijkt de late zon een veeg ondergangsrood over een besneeuwd veld waarin zwarte grillige wijnstokken geëtst staan. De zon is niet als bal waar te nemen; te sterk, een gat waaruit vuur stroomt, taai en stroperig over de gearceerde heuvels. Daarna wordt het snel somber, en ik ook een beetje. Blauwig, paarsig, zwartig, zo zakt een groot gebrek aan licht over de aarde.”

In Remagen regent het nog steeds. We bezoeken het Arp Museum Bahnhof Rolandseck. Hans (of Jean) Arp is meteen aanwezig met een buitensculptuur: een acrobatische half-figuratieve Bewegtes Tanzgeschmeide (Bewogen dansjuweel) dat doorkijk op de Rijn en op het Siebengebirge geeft. Een tunnel en liften maken binnen de verbinding tussen het fraaie negentiende-eeuwse classicistische stationsgebouw en de hoger gelegen nieuwbouw van Richard Meier. Op de wand van de tunnel een citaat van Arp: ‘Daar waar de concrete kunst verschijnt, verdwijnt de melancholie en met haar de grijze valiezen vol zwarte zuchten.' Dat is naar mijn hart. Wat concrete kunst is vertel ik later wel. Ik kan nu reeds zeggen dat Arp onder de 'concreten' een buitenbeentje was, en, zoals het bij een Elzasser past, een grensgeval. Ietwat onverwacht vangen we aan met een kleine tentoonstelling Franse schilderkunst. Ik beperk mij tot twee kunstenaars. Op een schilderijtje van Eugène Boudin zit de burgerij, netjes uitgedost op stoelen op het strand. Een tijdsbeeld. Het atmosferisch wolkenspel is echter tijdloos en kondigt reeds het impressionisme aan. Van Claude Monet zien we een kleurige klip in een woelige zee. Zijn kleuren, die nochtans hun oorsprong in waarnemingsfenomenen vinden, zijn met artistieke vrijheid stoutmoedig verhevigd. Zo is deze impressionist dus in zekere zin een fauvist en soms zelfs een expressionist. Er is ook nog een Noors sneeuwlandschap van Monet. Hier is de kleur gereduceerd tot bijna wit en bijna zwart.

Het meubilair in de gangen -speelse combinaties van houten stoelen en banken- nodigt ons uit om door de grote ramen tegen de beboste bergwand aan te kijken. Dit is in de geest van Arp, die de natuur zo respecteerde dat hij zijn werken nederig en naamloos als vruchten wou. De mens als maat van alle dingen is volgens Arp een dwaling, want daarmee heeft hij de maat gegeven aan het mateloze.

“Weisst du, schwarsst du?” is een aan Arp ontleende titel voor een tentoonstelling met werk van Daniel Spoerri. Zijn tableaux pièges (vastgelijmde tafelresten) hebben met bepaalde werken van Arp gemeen dat zij, althans in principe, volgens de wetten van het toeval ontstonden. Ook bij zijn assemblages en objectverzamelingen vervaagt humoristisch en provocerend de grens tussen kunst en leven. Maar ik mis de klare soberheid van Arp. En kunstenaars overleven al te vaak zichzelf.

Een andere tentoonstelling in het museum stelt de sokkel in vraag. Ook dat past bij Arp. Een werk van hem uit 1932 heeft als titel Om in een bos te leggen. Waar is Brancusi met zijn sculpturale sokkelstapelingen ? En waar is Manzoni met zijn sokkel voor de wereld ?

We drinken koffie op het terras. We kunnen ons met dekens bedekken en de gasvuren worden aangestoken. De Rijn vloeit zoals gewoonlijk naar het noorden en de boten varen in beide richtingen. De veerboot zoekt het eerder dwars. Het regent nog steeds. Het Zeven Gebergte verdwijnt in de grijze regen. Een goede oefening in coulissenperspectief. Heb ik koorts ?

In Mainz bezoeken we het Landesmuseum, gesitueerd in een barok gebouw met modernistische uitbreiding. Voor Dürers Adam en Eva moeten we het met een kopie stellen. Kleine landschappen uit de Nederlanden vormen een authentieker geheel. De Toren van Babel van Lucas van Valkenborch is één van de vele verwerkingen van Pieter Brueghels thema. In een andere zaal houden we halt bij enkele devotiestukken die ontroeren door hun naïviteit: een kruisbeeld uit de eerste helft van de 13e eeuw en een Ten grave draging van Maria met antisemitische trekjes. Bij de modernen vinden we een schrille Rothko (waarover de meningen hier uiteen lopen), een ‘kussen-schilderij’ van Graubner (die we eerder in Insel Hombroich leerden kennen) en enkele werken van Willy Baumeister in het tussengebied tussen constructivisme en surrealisme. Een ons onbekende Jan Voss toont de geordende chaos in beweging. Een beetje Joan Miro of Henri Michaux. Van Picasso is er een vroeg kubistische Vrouwenkop, echt een topwerk. Op een andere verdieping zien we de Polospelers van Max Lieberman oplossen in vloeiend penseelwerk. Van Max Slevogt is er een heftig Onweer in de vroege herfst en Jan Toorop bekoort met een fijnzinnig gestileerd pointillistisch Strandlandschap. Een Verzoeking van Franz von Stuck verdwijnt gemakkelijk tussen Jugendstil en decoratief symbolisme. Bedenk echter dat hij les gaf aan o.a. Paul Klee en Kandinsky. Beroepsmisvorming: ik vraag mijn gezelschap ook de aandacht voor een somber Landschap met berken van Adolf Hölzel. Het schilderij doet enigszins aan de melancholische werken van Paula Modersohn-Becker denken. Maar er is meer. Adolf Hölzel was de zeer vooruitstrevende leraar van Nolde, Baumeister en Itten. Hij stelde de studie van de beeldelementen in de plaats van de toenmalige op kopiëren gebaseerde academische praktijk. Hölzel ontwikkelde ook een kleurentheorie. Hij was een pionier van de abstractie en had grote invloed op het Bauhaus en meer bepaald op de daar gegeven Vorkurs. In het Landesmuseum vindt men al bij al niet zo veel grote namen. Kleine ontdekkingen zijn dan des te aangenamer.

In de regen zoeken we de Dom van Mainz, onze eerste keizerlijke domkerk. Het imposante, ietwat heterogene bouwsel in rode zandsteen zit ingesloten in het historische stadscentrum. Het weer laat niet toe veel aandacht aan de buitenkant te schenken. Binnen blijft de ervaring eerder negatief. Ik ben niet in de stemming om deze duistere, drukkende wereld van macht en manipulatie welwillend te aanvaarden. Of toch, die bronzen deur en die sierlijke zuilen, die wil ik betasten. Op de valreep kunnen we de gotische kloosterrondgang met grafstenen en sculpturale brokstukken nog net meenemen. Met de sombere regen raakt het onze romantische gevoeligheid.

Weinstube. Indrukken uitwisselen en van de vloeibare producten van de gearceerde heuvels genieten.

We klinken met Arps definitie van de humor:

l'humour
c'est l'eau de l'au-delà
mêlée au vin d'ici-bas

Inderdaad, het regent, we drinken wijn en we lachen.


VRIJDAG

Speyer. Het weer klaart op. Tussen de bomen verschijnt de roodkleurige domkerk met haar groene daken. Als goede minnaars benaderen we haar met aarzelingen, uitstel en omwegen. In het plantsoen een sculptuur van Franz Müller-Steinfurth: hoekig geschakelde stalen buizen. Verder een abstracte Speyerer Kopf van Franz Bernhard, in cortenstaal uitgevoerd. We wijken uit naar de oude wal, komen via een poortachtige doorgang bij een bemoste muur waarop ‘volgens de wetten van het toeval’ goudkleurige herfstblaadjes dwarrelen. Daarachter uitzicht op het park in de vroege herfst, afgewend van waarvoor we gekomen zijn. We naderen opnieuw. Ik verlustig mij aan details: aan de toevallige schoonheid van de zachte schakeringen van de rozige stenen, aan de duistere gaten en hun vochtige vlekken. We verzamelen op het plein. Bij de voorgevel zijn de bouwstenen in decoratieve patronen gerangschikt. Sculpturen en gracieuze ornamenten blijven goed gedoseerd en overzichtelijk. Ik ben niet de enige om te vinden dat het iets Italiaans heeft. Deze Romaanse domkerk –de grootste ter wereld- oogt niet zwaar en dominerend. Dat gevoel hebben we ook binnenin. Dit werelderfgoed wordt met smaak en inzicht beheerd. Hoog genoeg, dat bouwsel, maar voor het echte hoogtepunt moeten we afdalen. De crypte -een zuilenhal met dobbelsteenkapitelen en met gordelbogen in afwisselend rode en gele zandsteen- bezorgt een indrukwekkende ruimtelijke ervaring. Hier wordt de goddelijke orde mathematische geconcretiseerd. Ik opper en men bevestigt: Cordoba.

In Speyer bezoeken we ook de restanten van het Judenhof, het religieuze centrum van het middeleeuwse joodse kwartier. Van de synagoge rest slechts een muur. Het rituele bad is goed bewaard en wordt bovengronds overspannen met een elegant glazen dak. We dalen af op zoek naar de bron der bronnen. In deze Romaanse context verrassen in de diepte enkele kruisribgewelven. Op de bodem van het bad liggen munten, alweer ‘volgens de wetten van het toeval'.

In de namiddag bezoeken we de dom van Worms. Gotische toevoegingen vullen hier de Romaanse stijl aan. Toch blijft het een harmonisch geheel, ook al dank zij de uniformerende rode zandsteen. Rond de kerk is het aangenaam wandelen. We gaan op verkenning langs sierlijke, gebogen trappen en onopvallende sculpturale juweeltjes.
Elders weer historische brokstukken en sarcofagen, opgesteld als stemmige expositiestukken. Binnen moet men het barokke koorgedeelte nemen zoals het is. Wij verkiezen de terecht beroemde westelijke apsis met het prachtige spel van cirkelvormen. De crucifix heeft mij helemaal betoverd. Het lichaam van de gekruisigde vertoont, getrouw aan de geest van de Romaanse stijl, geen kwelling of pathos. Het kruis zelf is rechthoekig met dynamisch gerangschikte stroken groen en rood op goud. Ik kan niet anders dan denken aan de strenge, fascinerende geometrische ordeningen, aan de zichtbaar gemaakte gedachten, van de Zwitserse concreten.

De zon. Via een mooi parkje komen we bij Museum Kunsthaus Heilshof. Een private negentiende-eeuwse verzameling wordt zo goed en zo kwaad als dat kan in haar oorspronkelijke context getoond. Een aquarel van Leopold Rottmann, Das Tennen gebirge, verbluft ons door de technische verfijning. Blauwe bergen, een meanderende rivier, rotsen, bomen en wolken vormen een eenheid die het anekdotische ver achter zich laat. De lijnen van de wereld lezen. Een mannenportret van Tintoretto loopt een eeuw voor op Rembrandt. Er is ook en ruige Ruine mit Staffage van Guardi. Veel kunst uit de lage landen: Patenir, Teniers, Rubens, Aart van der Neer, Jacob en Salomon Ruysdael, Jan Van Gooyen. Een ijstafereel van Hendrick Avercamp, niet groter dan een postkaart, is vele reisgenoten opgevallen.

We krijgen een plannetje om te voet tweeduizend jaar geschiedenis te verkennen. Het joodse kerkhof Heiliger Sand, het oudste van Europa, kunnen we slechts van op afstand bekijken: een goede gelegenheid om foto's zonder mensen te maken. Het zonlicht speelt prachtig op de helling met de rommelige zerken. Later wandelen we langs de ring, groeten Luther -die niet anders kon dan daar staan- en komen bij de oude stadswallen waar we nog net de synagoge kunnen bezoeken. Ook hier een ritueel badhuis. Iets te vluchtig bezoeken we het joodse museum Raschi-Haus. De Romaanse Stiftskirche St. Paul, bescheidener dan de domkerken, is wellicht juist daarom de aandacht waard. Het portaal is een architecturaal en sculpturaal juweel. De vermoeidheid laat zich voelen. Tijd voor een terrasje in de late zon. Streekwijn uiteraard.

ZATERDAG

Würzburg. Residenz. De aartsbisschoppelijke woning, ontworpen door Balthasar Neumann. Barok. Onze vrouwelijke gids met Beiers accent heeft gevoel voor grandeur en voor het ceremoniële. De dames worden uitgenodigd om in gedachten de rokken wat op te schorten en schrijdend de trappen te bestijgen op weg naar Tiepolo's hemelse explosie. Deze geleerde plafondschildering,met kennis van geschiedenis, mythologie en aardrijkskunde, dateert van 1752. Tiepolo was toen zesenvijftig jaar oud en had ook in Spanje gewerkt. Een grensoverschrijder dus. Ik had het eerder in deze tekst over het tijdloze atmosferische wolkenspel bij Eugène Boudin. In Het roze van Tiepolo legt de Italiaanse schrijver Roberto Calasso een verband tussen de wolken van Boudin en Tiepolo's aarde en kosmos. Hij doet dit aan de hand van Charles Baudelaire die zich op de Parijse Salon alleen thuis voelde bij de wolken van Boudin: ‘die wolken met hun fantastische, stralende vormen, die grillige schaduwen, die groene en roze onafzienbaarheid, gewichtloos, voor elkaar schuivend, gapende vuurovens, firmamenten van zwart of violet satijn, verfrommeld, opgerold of gescheurd, die rouwomfloerste horizonten met hun fonkeling van gesmolten metaal’. Het is wel degelijk Calasso en niet Baudelaire die het verband legt met Tiepolo. Dat is fantastisch, vooral als men bedenkt dat Boudins werken vaak slechts het formaat van een schilderkoffertje hebben, terwijl Tiepolo's meesterwerk zowat het grootste schilderij ter wereld moet zijn. Waar Baudelaire zich tegen afzette was de bloedeloze historieschildering. En Roberto Calasso alweer over Tiepolo: ‘zonder dat openlijk uit te spreken of te benadrukken (omdat hij nooit iets openlijk uitsprak of benadrukte) zorgde Tiepolo dat er iets gebeurde wat al snel een steevaste component van elke ervaring zou worden: de transformatie van de Geschiedenis –en het hele verleden- tot fantasmagorie, materiaal dat net zo goed geschikt was als decor voor een kermisattractie als om een obsessief beeld te worden, pure potentie van de geest.’ Ik ben vooral onder de indruk van de centrale leegheid van deze schilderingen: pure potentie van de geest. De mengeling van trompe-l’oeil en sculpturale elementen aan de periferie doet mij daarentegen inderdaad wat kermisachtig aan. Het bezoek wordt verder gezet via kamers met spiegels en kamers met wandtapijten. Zicht op de hoftuinen in Franse stijl. Het ontbreekt ons aan tijd om daarin te wandelen, om tot een stukje geordende aarde terug te keren. We verlaten de wereld der megalomane paleizen en begeven ons in de richting van de middeleeuwse brug, met haar sculpturen, kraampjes en toeristische drukte. Zicht op de Main met dam, sluis en drijvende kranen. Hoger op de bergflank alweer vestingen en paleizen.

Museum im Kulturspeicher. Een bij de oude haven gelegen graanopslagplaats is bijzonder knap omgebouwd tot museum. Authentieke elementen zijn in de mate van het mogelijke bewaard. Indrukwekkend is het houten gebinte onder het dak van de inkomhal. We bezoeken eerst een tentoonstelling van Georges Vantongerloo, een Belgische kunstenaar waarvan het internationale belang nog steeds niet ten volle beseft wordt. Hij introduceerde een uitgesproken mathematisch denken in de kunst, waarmee hij kunstenaars als Max Bill en François Morellet beïnvloedde. Tegelijk had hij een dichterlijke ziel. Hij kon de algebra laten glimlachen en hij omhelsde de regenboog en het noorderlicht. In de geest van De Stijl en het vroege constructivisme waagde hij zich aan utopische projecten. Zijn ontwerp voor een brug over de Schelde brengt in ons gezelschap de discussie over de Lange Wapper weer op gang. In het museum is ook de Sammlung Ruppert, met naoorlogse concrete kunst uit Europa, ondergebracht. Wat is concrete kunst ? Het is abstracte kunst zonder abstraheringsproces. De concrete kunstenaar vertrekt dus niet van een figuratief gegeven, hij werkt rechtstreeks met elementen lijn, vlak, kleur. In 1930 publiceerde Theo van Doesburg zijn manifest van de concrete kunst. Bij hem klonk het allemaal vrij streng. Het kunstwerk moest universeel zijn, het moest volledig op voorhand in de geest bedacht zijn, zonder naturalisme, sensualiteit, sentimentaliteit, lyrisme, dramatiek of symboliek, het moest verder ook volledig geconstrueerd zijn met zuiver plastische elementen, terwijl het geen andere betekenis mocht hebben dan 'zichzelf', de constructie en de elementen moesten eenvoudig en controleerbaar zijn, de techniek moest exact zijn en ten slotte moest er naar absolute klaarheid gestreefd worden. Max Bill zal vanaf 1936 deze ideeën verder uitwerken en verfijnen. 'Concrete kunst is, daar waar ze zichzelf het meest trouw is, pure expressie van maat en harmonische wetten. Ze rangschikt systemen en geeft leven aan deze rangschikkingen met de middelen waarover de kunst beschikt. Ze is reëel en intellectueel, anti-naturalistisch en toch dicht bij de natuur, ze is universeel en cultiveert nochtans het unieke, ze dringt het individuele terug, maar ten gunste van het individu.' Alhoewel de concrete kunst in het constructivisme, 'De Stijl' en het Bauhaus wortelt, en veelal geometrisch van uitzicht is, liet Max Bill ook ruimte voor het organische en informele. Terwijl in de meeste concrete kunst vooruitgangsoptimisme en rationalisme de toon aangeven -de werken van Richard Paul Lohse zijn hier exemplarisch voor-, cultiveert Hans Arp het irrationele, flirt hij met het surrealisme en gaat hij terug naar Duitse romantici zoals Novalis. Dat belette Arp niet om bevriend te zijn en samen te werken met Van Doesburg en hij schreef waarderend over Günter Fruhtrunk en Josef Albers. Concrete kunst is tot op heden over vele generaties en landen een wijdvertakt, open gebied met steeds nieuwe inventies. In het werk van François Morellet zien we door het gebruik van toeval en humoristische woordspelingen de dadaïstische geest voortleven. Ook wetenschappelijke inzichten, technologie en ecologie gaven nieuwe impulsen. Van Manfred Mohr bekijken we space.color.motion. De op sobere beeldschermen getoonde computergestuurde 6-D animaties maken veel indruk op ons gezelschap. Merkwaardig genoeg vertrok Manfred Mohr indertijd niet vanuit het constructivisme maar vanuit de action-painting en de free-jazz. Met de nodige euforie begin ik spontaan te gidsen.

In de late namiddag bezoeken we in Aschaffenburg het Pompejanum, de in opdracht van koning Lüdwig I gebouwde reconstructie van een Romeins woonhuis. Didactiek, archeologie en idealistische fantasie zijn hier maar moeilijk van elkaar te scheiden. Nog onder de indruk van de concrete kunstenaars richt ik mijn aandacht vooral op het op antieke voorbeelden gebaseerde veelkleurige lijnenspel in de verschillende kamers en op de geometrische patronen in de mozaïekvloeren. Buiten hebben we in het avondlicht van op de hoge oever stemmig zicht op de Main en op Schloss Johannisburg. Het Wörlizer Gartenreich, dat we van een vorige Konseptreis kennen, komt vanzelf in onze herinnering. Wandelend in het park is de verleiding groot om af te dalen tot beneden bij de oever. Maar de tijd dringt.

ZONDAG

We bezoeken de Siedlung Römerstadt, een zeer uitgebreide stedelijke interventie van de Duitse architect Ernst May. Ze dateert van de late jaren twintig. Gebogen gevelpartijen herinneren ons aan Hans Scharoun in Weissenhof Siedlung. Aanhanger van de rationalistische en functionalistische principes was May in de jaren dertig ook in de Sovjet-Unie werkzaam. De wijken geven ons vandaag geen overtuigende esthetische ervaring. Het is moeilijk het origineel terug te vinden tussen de latere ingrepen en eigenzinnige bewoning. Uitzicht op de aangrenzende volkstuintjes en de groene ruimte geeft voldoende aanleiding tot discussie over die noden waar de rationalisten toen geen oog voor hadden.

Frankfurt. We bezoeken het Museum voor Moderne Kunst, het 'taartpunt' van Hans Hollein. The Lucid Evidence toont een selectie uit de omvangrijke collectie fotografische werken van het museum. De reeks Kobe 1995 after the Earthquake van Ryuji Miyamoto toont de schoonheid van de catastrofe en het universele spanningsveld tussen orde en chaos. Van Nobuyoshi Araki is er de serie Private Tokyo. Uitstallen en insnoeren. Een lichtbak van Jeff Wall toont een fris jong meisje dat de trap af komt in een oud, armtierig portaal. Hier geen mise-en-scène zoals we dat van deze kunstenaar gewend zijn en daardoor des te overtuigender. Van Günther Förg , ook verantwoordelijk voor de intense monochrome muurschildering in de traphal, zien we een reeks Architektur Moskou 23-41. Het lijkt een echo van Ernst May. De zwart-wit foto's hangen hoog en zijn los golvend met schroeven op houten frames bevestigd. De materialiteit wordt benadrukt. Larry Clark toont uitgebreide series Teenage Lust, die ondanks hun expliciete seksualiteit voldoende fijnzinnig zijn om zich van pornografie te onderscheiden.

Van op de andere oever van de Main hebben we zicht op 'de maat van het mateloze', scherp getekend tegen de azuren hemel. Boothaus am eisernen Steg. Frankfurter Bratwurst met mosterd. Pils. Voorbij varende boten doen de steiger wiegen. We keren terug over de brug en varen over een wijnkleurige zee naar anderstalige mensen.

Limburg an der Lahn. De dom is uniek door de veelvuldig bewaarde polychromie, zowel binnen als buiten. Het interieur is licht en coherent. We worden gegidst door een non die ons met de nodige humor en zin voor het conceptuele in hemelse sferen brengt. Ook buiten, in de hellende straatjes, lijkt het beschilderde vakwerk een hulde aan het veelkleurige.

De concrete kunstenaars zijn doorgaans niet al te hemels georiënteerd. Arp was al weer de uitzondering. Die was hemels en aards tegelijk. Ziehier zijn advies om beelden te maken:

'Wie een wolk wil verslaan met pijlen zal tevergeefs zijn pijlen verschieten. Veel beeldhouwers lijken op deze vreemde jagers.
Ziehier hoe het echt moet: men charmeert de wolk met een beetje vioolspel op een trommel en met een beetje getrommel op een viool. Dan duurt het niet lang of de wolk daalt neer en gaat van geluk languit op de grond liggen, en uiteindelijk wordt ze vol welwillendheid steen.
Het is op deze manier dat een beeldhouwer in een handomdraai zijn mooiste beeld maakt.'

Dirk Verhaegen
Mortsel, oktober 2010

foto's:Dirk Verhaegen