maandag 14 oktober 2013

VERSLAG DIRK VERHAEGEN VIERDAAGSE STUDIEREIS KONSEPT OBERHAUSEN, BREMEN EN HAMBURG (3-6 OKTOBER 2013)


KONSEPTREIS OKTOBER 2013: OBERHAUSEN, BREMEN, HAMBURG
 

DONDERDAG

 
OBERHAUSEN. De GASOMETER is een industrieel monument ergens in het noordwestelijke Ruhrgebied. We vangen onze vierdaagse reis aan met een bezoek aan de BIG AIR PACKAGE, een gigantische artistieke interventie van JAVACEF CHRISTO in dit op zichzelf reeds indrukwekkende bouwsel. We besluiten voorlopig de 'artistieke parafernalia' (boeken, postkaarten, posters, video's, gadgets…) te laten voor wat ze zijn en we starten met een profane hemelvaart naar het dak. De glazen wand van de lift geeft ons kijk op het grafische spel van zwellingen, naden en kabels. Tegenover deze ijle, lichtende witheid glijden aan de overkant de donkerbruine stalen wanden. Reeksen getallen, industriële schoonheid. Ik bekijk ze met typografische lust terwijl ik van enkele medereizigers alle overige maten en gewichten van ketel en kunstwerk te horen krijg. Helemaal boven, en eenmaal buiten, is het dak ingewikkelder dan we denken: er wachten ons nog een reeks metalen trappen en gaanderijen. De hoogtevrees eenmaal overwonnen, krijgen we uitzicht op een landschap van schoorstenen, bruggen en kanalen. Het groen lijkt hier zelfs een beetje overbodig. We vermannen ons. Dit is niet waarvoor we kwamen. We bezoeken het Centre Pompidou toch ook niet uitsluitend voor de roltrappen?

 

In 1968 bezocht ik als artistieke snotneus de Documenta 4 te Kassel. Tot de meest spectaculaire werken daar behoorde toen Christo's '5450 m Cubic Package', een vijfentachtig meter hoge, in kabels gesnoerde heliumworst. Deze triomfantelijke erectie stond op het ruime grasveld tegenover de Orangerie. Het was met andere woorden een buitensculptuur. 'BIG AIR PACKAGE', Christo's huidige project, roept dit inmiddels meer dan vijfenveertig jaar oude kunstwerk in herinnering. Het is nu véél groter, aanzienlijk breder, en in zekere zin een binnensculptuur: zij vult hier nagenoeg volledig de ingewanden van de gigantische, veelhoekige gasketel. Zij is ook een environment: wij kunnen via sluizen binnen in de sculptuur gaan en daar van binnenuit in de ijle hoogten kijken. Een wit platform en kussens nodigen uit tot rustige, interne contemplatie. Iedereen is onder de indruk. Het beeld van een scène komt voor de geest, de toeschouwers worden ongewild participanten. Alle associaties zijn welkom. Het podium en het diffuse licht doen mij wel een beetje aan Panorama Mesdag in Den Haag denken. Mij komt ook een foto van Rodchenko, met vooral het lineaire netwerk rond een luchtballon, voor de geest. Of ik zie van Leon Spilliaert een 'Luchtschip uit een loods' opdoemen. Ik zie oude foto's met gestrande, ballonvarende poolreizigers. Ik bevind mij in het beangstigende whiteout, het desoriënterende wit dat poolreizigers kan overvallen. Ik ga verder met mijn in vrijheid zwevende gedachten: als het verpakte edelgas in 1968 een ludiek, nog ietwat puberaal voorspel was, dan is het huidige project een volwassen penetratie, een postume, hemelse gemeenschap met de overleden welbeminde.

 

BREMEN. In Kassel, en alweer in 1968, zag ik nog een andere kunstenaar: KARL GERSTNER. Best mogelijk dat hij toen op mij meer indruk maakte dan Christo. Ik begon immers in de ban te geraken van constructivisme, concrete kunst en aanverwanten. Karl Gerstner was vertegenwoordigd met kleurige reliëfs bestaande uit lichtjes verschoven, gelakte panelen met zeer exacte kleurgradaties. Zwitserse precisie. Kunst met een voet in de wetenschap. Gerstner was ook een theoreticus. Zijn 'Kalte Künst?' uit 1957 is inmiddels een bibliofiel hebbedingetje. Karl Gerstner geldt verder als een zeer belangrijk grafisch vormgever. Hij behoort in het algemeen tot de strenge, rationele Zwitserse school. Ook Lohse en Max Bill waren zowel 'vrije' als 'toegepaste' kunstenaars. Blijkbaar -dat leren we in Bremen- was Karl Gerstner ook verzamelaar. In het WESERBURG MUSEUM FÜR MODERNE KUNST krijgen we die verzameling te zien en dat is verrassend genoeg geen 'Kalte Kunst' à la Lohse of Max Bill, maar eerder anarchistisch werk in de geest van Fluxus en Nouveau Réalisme. Van ANDRE THOMKINS zijn er collages en palindromen: 'Rue la Valeur' en 'Et il  a su à ça: causalité'. DANIEL SPOERRI is de man van de 'betrapte' en als zodanig opgeplakte tafelresten. Zijn 'Triple Multiplicateur d'art' spiegelt in kleine vitrine-étages op speelse wijze de schijn en de werkelijkheid. Chaos en repetitieve symmetrie ontmoeten elkaar. Zijn 'Palette de Karl Gerstner' toont het gereedschap van de exact metende verzamelaar in kwestie (o.a. bokalen met percentages kleur) als een nonchalant rommeltje. Tussen het ludieke anarchisme vormen enkele ernstige schilderijen van JAKOB WEDER de tegenpool. Weder tracht muzikale structuren in schilderijen te vatten. Grondtoon en nuancerend verloop worden noot voor noot volgens exacte parameters vastgelegd en in reeksen gradaties uitgevoerd. Hier loert het gevaar van dorheid.  

 

We vervolgen ons bezoek met hedendaagse kunst. Monochrome schilderijen van GÜNTER UMBERG en ROLF ROSE nodigen uit tot discussie: wat is kunst en wanneer is het kunst? Is kunst een hiërarchie? Heeft het met kunnen te maken? Of is het een gebied, te onderscheiden van verpleegkunde en bankwezen? Malevitch, Rodchenko en Yves Klein komen ter sprake, want kunstwerken verwijzen niet enkel naar de buitenwereld, zij verwijzen ook naar elkaar. Bovendien is twee keer iets niet begrijpen reeds een vorm van begrip. Verder kan een aandachtige beschouwing -zelfs zonder veel voorkennis- onze ogen openen en ons onderscheidingsvermogen aanscherpen. Er volgt veel moeilijke, niet-mimetische kunst. Bekende en onbekende namen. Voor trouwe KONSEPT-reizigers wordt het onbekende stilaan vertrouwd en er ontstaat liefde. Schijnbaar minder serieus is de tentoonstelling KABOOM met kunstwerken die flirten met de beeldtaal van de COMIC STRIP. We kopen een postkaart van de Braziliaanse RIVANE NEUENSCHWANDER: Lege tekstballonnen als wollige schaapjes op lege kleurvelden. Het monochrome in Disneyland.

 

Wandeling langs de Weserkade. Oude zeilschepen herinneren aan het zeevaardige en inmiddels verzande verleden van de HANZASTAD. Bij het RATHAUS (Weserrenaissance) staat het tien meter hoge ROLANDMONUMENT. Stijf als een stok symboliseert Roland de stedelijke vrijheid. Hij krijgt veel aandacht van de toeristen. Vriend en liefje moeten op de foto.
Het evenwichtige Rathaus, met zijn prachtige contrasten en met sculpturale details binnen oogbereik, kunnen ons persoonlijk meer bekoren: bijvoorbeeld het minnespel van wat een Neptunus kan zijn met zijn 'godin van de zilte baren'. Half zicht op de DOM, het plein op onbegrijpelijke wijze ontsiert door een twintigste-eeuws misbaksel. We zoeken vervolgens tussen marktplein en Weser de BÖTTCHERSTRASSE (ofte 'Kuipersstraat'), het PAULA MODERSOHN-BECKER MUSEUM en het LUDWIG ROSELIUS MUSEUM: een conglomeraat van BAKSTEENEXPRESSIONISME uit de jaren twintig en dertig. Het doet met zijn antirechtlijnigheid aan Gaudi of Hundertwasser denken. Architect HOETGER leerde koffiehandelaar en opdrachtgever ROSELIUS  in de landelijke kunstenaarskolonie van Worpswede kennen. Beiden werden overtuigde aanhangers van het Nationaal-Socialisme. De architectuur kan als reactionair modernisme getypeerd worden: archaïsche sentimenten, ambachtelijkheid en eigen volksaard tegenover rationalisme en internationalisme. In 1936 verklaarde de would-be architect Hitler de fantasierijke bouwstijl echter als ontaard. De schilderes PAULA MODERSOHN-BECKER heeft hier nooit gewoond. Zij stierf immers in 1907. Tijdens haar korte leven kreeg zij een opleiding in Berlijn en verbleef in Worpswede en in Parijs. Worpswede, gelegen vijfentwintig kilometer ten noordwesten van Bremen aan de grens van een heidelandschap, was een kunstenaarskolonie in navolging van o.a. Barbizon. De natuur en de dorpse eenzaamheid moesten het dorre, levenloze academisme vervangen. Paula uitte haar enthousiasme in lyrische dagboeknotities: 'De kleuren! Mooie bruine heide, kostelijk bruin! De kanalen met hun zwarte spiegelingen, asfaltzwart. De Hamme met haar donkere zeilen.' Zij was niet enkel enthousiast over het landschap, zij had ook dichters op zak, verzen van Goethe. Zij kende en correspondeerde met Rilke en in Parijs bezocht ze Rodin. In Berlijn, Wenen en Parijs bestudeerde ze de meesters uit het verleden. Impressionisten lieten haar onverschillig maar de school van Pont-Aven en de fameuze 'Talisman' van Sérusier -een kleurig, quasi abstract landschap naar de lessen van Gauguin- werden sleutelmomenten. Paula's werk beantwoordde niet aan Hitlers ideaal. Met enig cynisme zouden we kunnen zeggen dat de al te bescheiden Paula haar postume roem te danken heeft aan de Führer. Drie als 'entartete Kunst' verketterde werken worden getoond in een specifieke tentoonstelling: DIE BÖTTGERSTRASSE ALS IDEE. In het ROSELIUS MUSEUM beperken we ons tot enkele werken van LUCAS CRANACH, een kunstenaar die soms een inspiratiebron was voor Paula Modersohn-Becker.

 

Late namiddag en kille wind. We zoeken de warmte van een Stube voor enig alcoholisch genoegen.

 

VRIJDAG

 

HAMBURGER KUNSTHALLE. Eén museum, drie gebouwen. Twee daarvan kijken elkaar aan als geliefden. De historiserende Schinkel-school versus een haast minimalistische kubus. Alles bestaat uit polen. De eenheid is de kwaliteit: hier de liefde voor verhoudingen en het verfijnde materiaalgebruik, de gevoeligheid voor de site ook. De museumoppervlakte en de collectie zijn werkelijk enorm. Het zal selecteren worden. We vangen na enig ondergronds zoekwerk aan in het negentiende-eeuwse gebouw. We komen snel bij een grot van COURBET: geologische schilderkunst. Van CASPER DAVID FRIEDRICH 'Het wrak van de Hope' (wellicht een onjuiste titel): met zijn hoekige ijsschotsen is het romantiek met kubistische trekjes. Nog van Friedrich: een klein 'Boheems berglandschap', de bergen in delicate tinten paars en groen en de wolken geel en grijs. Een beweging van aardplooien en luchtlagen. Precieuze, strelende factuur. Zijn 'Ziehende Wolken' anticipeert op Hodler. Van JOHAN CHRISTIAN DAHL een 'Wolkenstudie' en een haast impressionistische (1837!) 'Elbe in Dresden'. Ik voel mij professioneel verplicht PHILIP OTTO RÜNGE de nodige aandacht te geven. Terwijl zijn werken naar onze smaak al te zeer in de buurt van de kitsch komen, is hij in de vroege negentiende eeuw een pionier in de kleurtheorie. Zijn Farbkügel met aardas, evenaar en meridianen stond model voor de kleurenleer van Johannes Itten en werd de kern van Wilhelm Ostwald en Alfred Munsells kleursystematiek. 'Amaryllis formosissima' is met één enkele bloem een ware kleurstudie in complementaire en kwalitatieve contrasten. We vervolgen met de twintigste eeuw. PAUL KLEE's 'Revolution des Viaductes' kan in 1937 met zijn stappende poorten het oprukkende fascisme verbeelden. LYONEL FEININGERs 'Landungssteg' toont onwezenlijke zeilschepen à la Friedrich. Kubistische romantiek van Friedrich, romantisch kubisme van Feininger. Een keramische uil van PICASSO: een mediterrane Inuit-sculptuur.

 

Nogmaals Kassel, Documenta 4. Daar was ook KITAJ vertegenwoordigd. Hij is toen - en wellicht voor vele anderen- naast het geweld van de pop-art wat op het achterplan geraakt. Met deze huidige tentoonstelling is hij een ware revelatie. De kleurrijke, collageachtige schilderijen met knappe factuur tonen niet de wereld van consumptie en banaliteit, maar een erudiete wereld waar Aby Warburg, Walter Benjamin, Rosa Luxemburg en Marx in een artistieke, de Joodse identiteit overstijgende diaspora rondspoken, op zoek naar een beloofde land zonder grenzen. Kitaj: 'Een diasporisch schilderij is er een waarin een volk van paria's, een onpopulair, gestigmatiseerd volk wordt opgenomen, in twijfel over dilemma's, zo onzeker als de impressionisten over het licht en de kubisten over vlakken en perspectief piekerden.' Niet alles is van gelijke kwaliteit. De pastels à la Degas lijken mij eerder op hun plaats in de Snoecks. Maar mijn nieuwsgierigheid groeit. Ik koop in de bookshop van Karen Michels: 'Aby Warburg, im Bannkreis der Ideen'. Aby Warburg over zichzelf: 'Jood van geboorte, Hamburger in het hart, Florentijn naar de geest'. Volgens Warburg moest kunst 'een minimumkwant aan beeldende verlichtingsenergie' bevatten. Hij bestudeerde de kunst van de Renaissance, maar ook die van Navajo en Hopi-Indianen. Hij ontdekte de kapitale invloed van de irrationele astrologie op de kunst van de renaissance. Rationeel of niet, de mens heeft steeds getracht 'tegenover de chaos van de redeloosheid een filter van retrospectieve bezinning te plaatsen'. Warburg was de grondlegger van de comparatieve iconologie. Erwin Panovsky is een beroemde telg van deze aanpak. Door zijn broers-bankiers gefinancierd legde Warburg een immense bibliotheek aan -een intellectueel diaspora- die uitgroeide tot een bij de universiteit aanleunend onderzoekscentrum. 

 

De meeuwen verwelkomen ons bij de Inner Alster. De plaatselijke Flandria's heten 'Eilbek', 'Alsterwasser', 'Alster Cabrio', 'Fleetenkieker', 'Goldbek', 'Ammersbek'. Zij zijn een rondreis waard op de kaarten van de verbeelding. In een glimp zien we onze chauffeur Dirk op zijn fiets zijn eigengereide reisweg volgen. Stadswandeling. Op weg naar het RATHAUS een glimp Venetië en de misplaatste demagogie van een oorlogsmonument. Wie wist werkelijk waarvoor hij vocht, waarvoor hij stierf? Op de binnenplaats van het Rathaus een fontein: ik doop de allegorische figuur in mijn iconografische onwetendheid tot 'godin van de natte dromen'.

 

We komen bij de ST. NICOLAI KIRCHE, ooit de hoogste toren ter wereld. De toren is er nog, voor de rest is het een gedenkteken ter herinnering aan de verschrikkingen van de oorlog. Voor de crypte is er geen tijd. Sculpturen zonder veel artistieke waarde. Wel een beklijvende tekst van de ook voor ongelovigen zeer lezenswaardige theoloog DIETRICH BONHOEFFER: 'Geen mens op de wereld kan de waarheid veranderen. Men kan haar slechts zoeken, haar vinden en haar dienen. De waarheid is op elke plaats.'

 

Een voorsmaakje van SPEICHERSTAD. Kanalen. Het opmerkelijke, monumentale Kantorhaus ELBHOF van architect WALTER MARTENS. Zicht op de nog in aanbouw zijnde ELBPHILHARMONIE: muzikale architectuur op de zilte golven. Verder oude huizen. Ingezwenkte halsgevels. Creperie Bretonne. We komen bij de theatrale SANKT MICHAELIS. In onze verbeelding proberen we de kerkbanken met mensen in historische kledij te bevolken. Borden met verschuifbare cijferplaatjes, goud op zwart. Zij geven aan welke psalmen gezongen worden. Opnieuw overvalt mij de typografische getallenlust. Getallen in kerken, getallen in gasketels. In de hoogte het triomfantelijk golvende orgel, haast opstijgend en aanzwellend als klanken, zelfs zonder muziek. Afdalen richting LANDUNGSBRÜCKEN. Havenlucht en Hafenrundfahrtenwerbung aan alle kanten. Hier heten de boten 'Kapitän Prusse', 'Traute Abicht' en 'Seute Deern'. Schommelende dromen. In de verte laadbruggen, machtige zeeschepen, kleurige containers en knikkende kranen… Een vluchtige blik: de toegang tot de oude Elbetunnel met oriëntaals aandoende mozaïek. Hoog tijd voor spirituele consumptie. We vinden op het nippertje nog plaats in het ruime en vrij authentieke 'Bei den St. Pauli Landungsbrücken'. We drinken 'Block Bräu' en 'Block Hefeweiz Bräu', ter plekke gebrouwen en door ons gedronken met zicht op de koperen ketels. Eén is geen. Het regent voorzichtig. Op weg naar het hotel een zonsondergang in de regen. Kasper David Friedrich tussen de nieuwbouw: düsterem, flimmerenden Himmel.

 

ZATERDAG

 

In de buurt van de Inner Alster bezoeken we het HAUPTBAHNHOF.  Buiten hebben we vanuit de hoogte ruim zicht op de vele sporen en de beweging der treinen. Klokkentorens. Glas en ijzer. Binnen begeven we ons via het shopping center naar een galerij met uitzicht op de perrons. Treinen en lichtende reclames vormen de kleurige accenten binnen het grauwe decor. Ons volgende bezoek wordt het MUSEUM FÜR KUNST UND GEWERBE. Op de gevelbanieren: STEVE MC CURRY. We zien een uitgebreide overzichtstentoonstelling van deze fotojournalist. Een eenzame hond tijdens de moesson. Een monnik in Lahsa. Een tandarts. Wijnrode handen op de blauwe muren van een steeg met het gele accent van een weglopend jongetje. Het Afghaanse meisje Sharba Gula. Een eenzame man na een tsunami. Kleurrijk, al te kleurrijk. Esthetische ellende. Verbrande schoonheid. We kiezen Oost Azië en beginnen met China. Een aarden pot, koud beschilderd met spiraalmotieven, 3000 à 2000 voor Christus. Wauw! Een andere pot, grijs en lavendelkleurig, 8ste eeuw na Christus. Tangdynastie. Hij en zijn maatjes in de vitrine kunnen probleemloos bij een hedendaagse pottenbakker staan. Tijdloos volmaakt. Een monumentaal landschap van HUANG DING: 'Zomerbergen', zeventiende of achttiende eeuw. Geleerde, filosofische schilderkunst. Een microkosmos die deelneemt aan het worden. Van Dao en Boeddhisme naar de Islam. Iraanse borden met heilspreuken, 10de eeuw. Jugendstil. Bauhaus. INSIDE OUT. EINBLICKE IN MODE. Mijn 'Fromme Helene' poseert gewillig bij het intrigerende  en suggestieve 'kleed bedrukt met naakte huid'. We zijn het allen eens: dit is een fantastisch museum met een fantastische collectie. En alles zo aantrekkelijk gepresenteerd. Een kleine wandeling in de omgeving confronteert ons met de ellende van junkies. Back to reality.

 

We beginnen met nieuwe moed aan een flinke stadswandeling. Boulevardgevoel, maar zonder Parijse gratie. We zoeken de kantoorgebouwen uit de vroege twintigste eeuw, aarzelend tussen neobarok en zakelijkheid. KLÖPPERHAUS (FRITZ HÖGER 1913). MÖNCKEBERG-HAUS. SPRINKENHOF (FRITZ HÖGER en HANS en OSKAR GERSON 1925). CHILEHAUS (FRITZ HÖGER 1922-24). HÖGER was alweer een overtuigde Nazi. We discussiëren over dit reactionaire modernisme met de vraag in hoeverre wij ons laten beïnvloeden door de duistere ideologische oriëntatie van deze architecten. Het gebouw, spits en trots als de boeg van een schip, en met zijn indrukwekkende ritmische vensters en geledingen is in elk geval werelderfgoed en kon navolging vinden. Op de hoek van het KONTORHAUS MESSBERGHOF (eerder BALLINHAUS - architecten HANS en OSKAR GERSON 1922-24) herinnert een koperen plaat aan het feit dat hier het gifgas Zyclon B werd ontwikkeld, dat ondermeer gebruikt werd in het vernietigingskamp Auschwitz. Van de joodse dichter ITZHAK KATZENELSON, die daar omkwam, deze versregels: 'und nit varnicht die schlechte ojf der erd, solln sej varnichtn sich allein'.

De filosoof Adorno vond dat het immoreel was na de holocaust nog poëzie te schrijven. Later moest hij zijn standpunt nuanceren. Katzenelson schreef tijdens de holocaust. Zijn gedichten zijn de kreten van een gefolterde.

 

SPEICHERSTADT. Negentiende-eeuwse oude pakhuizen met hun middeleeuwse en oosterse accenten. De meeste zijn nog in gebruik: tapijthandel, koffie, cacao, specerijen. Dokkanalen en metalen boogbruggen in vele richtingen. De fotografische wellust ontwaakt. Straatnamen. Namen van bruggen. Hier en daar renovatie. Kleurige steigers. Verpakte gebouwen van anonieme Christo's. Bij de SANDTORHAFEN mooie voorbeelden van hedendaagse architectuur. Een baardige dichter op een bank vertrouwt zijn wellicht kritische bedenkingen aan het papier toe.

 

De bus brengt ons naar het ALSTERPAVILJON. Het huidige halfronde gebouw met plat dak en glazen wanden stamt uit de jaren vijftig. De geschiedenis ervan is echter veel ouder. In het derde rijk kreeg het de spotnaam jodenaquarium. We drinken witte wijn. En nog een fles.  

 

VIERDE DAG

 

Een marathon maakt het verkeer in de stad onmogelijk. We geraken maar niet bij de te bezoeken KUNSTHALLE BREMEN. De bus rijdt rondjes zodat we ruim de tijd krijgen het plaatselijke stedenschoon te bewonderen. Het is een fantasierijke buurt, met vervallen veranda's en kariatidenkitsch. De winkels zijn van dezelfde strekking: hier een Einhorn Bäckerei, daar en Centauren Apothek. Er wordt uiteindelijk besloten te voet naar het museum te gaan. Een aangename wandeling, via de stemmige Salvador Allende Allee tot bij de de stadsgracht.    

 

We vangen ons museumbezoek aan in negentiende-eeuwse sferen: Duitse impressionisten en de school van Barbizon.  Een glimp van een constructief werk flitst mij zonder pardon naar de twintigste eeuw: WALTER DEXEL in het gezelschap van VASARELY en FRIEDRICH VORDEMBERGE-GILDEWART. Aan de wand aan de overzijde werken van de ZERO-groep. Volgende zalen met Duitse expressionisten. Een schilderij in stralende kleuren van JOHANNES ITTEN: BLAUGRÜNER KLANG (1917). Ik sprak reeds over Weder die muziek wou omzetten in beeldende kunst. Willen schilderen zoals muziek en in het beeldende gelijkaardige wetmatigheden willen ontdekken, dat was één van de wegen die naar abstractie voerden. Bij Itten waren mathematische verhoudingen zowel een constructief houvast als een metafoor voor eeuwige kosmische ordeningen. Dat vormde een brug tussen toon- en kleurfenomenen. Itten correspondeerde met de weinig bekende en door de geschiedenis onrechtvaardig als kleinmeester gecatalogeerde componist Joseph Mattheas Hauer. Het is meer en meer aangetoond dat deze Hauer, enkele jaren voor Schoenberg, in theorie zowel als in praktijk de ware uitvinder was van het twaalftoonstelsel.

 

In dit museum zien we Paula Modersohn-Becker op haar best. Enkele kleine werken overtuigen door eenvoud en authenticiteit. Een prachtig stilleven, haaks en met een extra kadrering binnen het schilderij. Een ander schilderij toont een diagonale sloot met afwisselende spiegeling van licht en donker. 'Ik geloof dat men bij het maken van schilderijen helemaal niet zo aan de natuur moet denken, tenminste niet bij de conceptie. De gekleurde schets helemaal zo maken zoals men iets in de natuur ervaren heeft. Maar mijn persoonlijke ervaring is de hoofdzaak. Wanneer ik die eenmaal heb vastgelegd in vorm en kleur, dan moet ik er van de natuur datgene inbrengen waardoor mijn schilderij natuurlijk lijkt, zodanig dat de leek niets anders gelooft dan dat ik het zo voor de natuur maakte.' Aldus Paula Modersohn-Becker in 1902.

 

VAN GOGH. CEZANNE. EUGENE BOUDIN. Een opmerkelijke THEO VAN RYSSELBERGHE: een nocturne, grof pointillistisch. Een ruige branding van COURBET. Hoe realistisch is een realist? Ben ik de enige die in de schuimende golven een boze visgod ziet?

 

Hedendaagse kunst tussen de oude meesters: JAMES TURREL met 'Above Between Below' doorheen drie verdiepingen. We aarzelen om de glasplaat te betreden. Naar mijn smaak is Turrel hier iets te kitscherig.

 

Op de bovenverdieping van het museum betreden we een grote witte ruimte met een installatie van JOHN CAGE, de avant-garde componist die met toeval werkte en de stilte liet meespreken. 'Music is everywhere, you just have the ears to hear it.' De beeldende kunst speelt een grote rol in zijn werk. Zijn partituren zien er uit als abstracte composities. WRITING THROUGH THE ESSAY, ON THE DUTY OF CIVIL DISOBEDIENCE (1985/91) is een ruimtelijke installatie met 36 luidsprekers, 24 lampen en 6 stoelen. De stoelen, allen verschillend van elkaar, staan ordeloos in de lege ruimte, de rest hangt in vriendelijke wanorde aan de zoldering. De lampen gaan aan en uit volgens de I CHING, het oeroude Chinese orakelboek. Wat we horen is een chaos met 24 keer de stem van John Cage, die David Thoreau's essay over de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid leest. Wat kan dit betekenen? Wat is de bedoeling? In tegenstelling tot verkeersborden hebben kunstwerken geen eenduidige betekenis. Zij genereren betekenis. We kunnen Thoreau lezen en de nawerking en opleving van zijn manifest ontdekken. Of we kunnen Thoreau gaan lezen om beter van de herfstkleuren te genieten. Of we kunnen in de geest van John Cage, ons geld laten voor wat het is en genieten van de muziekjes van de bankautomaat.

 



Dirk Verhaegen, oktober 2013